Week 16, 2M, Wiederholung Grammatik und Nikolaus

Mittwoch, 16 Oktober 2024
1 / 36
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo g, t, mavo, havo, vwoLeerjaar 2,3

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Mittwoch, 16 Oktober 2024

Slide 1 - Slide

Planung:
- Vertiefung: Artikel (lidwoorden) 
im Deutschen  
- Wiederholung: Großchreibung 

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Woorden die eindigen op een "-e" zijn meestal:
A
Die
B
Das
C
Der
D
Die (meervoud)

Slide 4 - Quiz

Als wij het lidwoord "het" gebruiken, vertaal je dat in het Duits meestal naar:
A
Die
B
Das
C
Der
D
Die (meervoud)

Slide 5 - Quiz

Mannelijke personen krijgen het lidwoord:
A
Die
B
Das
C
Der
D
Die (meervoud)

Slide 6 - Quiz

Vrouwelijke dieren krijgen het lidwoord:
A
Die
B
Das
C
Der
D
Die (meervoud)

Slide 7 - Quiz

... Mann
A
die
B
das
C
der

Slide 8 - Quiz

... Tante
A
die
B
das
C
der

Slide 9 - Quiz

... Kinder (mv)
A
die
B
das
C
der

Slide 10 - Quiz

... Bruder
A
der
B
die
C
das

Slide 11 - Quiz

... Mutter
A
der
B
die
C
das

Slide 12 - Quiz

... Haus
A
der
B
die
C
das

Slide 13 - Quiz

... Socken
A
der
B
die
C
das

Slide 14 - Quiz

Sleep de blauwe vakjes naar de rode
Wat hoort bij elkaar?
mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
die
die
das
der

Slide 15 - Drag question

.... Katze

Slide 16 - Open question

.... Buch

Slide 17 - Open question

.... Cousin

Slide 18 - Open question

.... Tier

Slide 19 - Open question

.... Spinne

Slide 20 - Open question

.... Lehrerinnen

Slide 21 - Open question

.... Telefon

Slide 22 - Open question

.... Spinne
.... Lehrer
.... Schaf
...... Freunden
die
das
die (meervoud)
der

Slide 23 - Drag question

Dus:
mannelijke woorden krijgen der als lidwoord.
vrouwelijke woorden krijgen die als lidwoord.
onzijdige woorden krijgen das als lidwoord.
woorden in het meervoud krijgen die als lidwoord. 


Slide 24 - Slide

Hoofdletters

Slide 25 - Slide

Je hebt al gezien dat in de Duitse taal veel meer woorden met een hoofdletter worden geschreven.

Dit zijn  de zelfstandige naamwoorden

  • woorden waar je de/het/een voor kunt zetten.
  • Noem een zelfstandig naamwoord
  • Tip> kijk om je heen.

Slide 26 - Slide

Schrijf in het NL 3 zelfstandig naamwoorden op

Slide 27 - Mind map

Wanneer een hoofdletter:
1. Begin van een zin. 
2. Namen, plaatsnamen, merken etc. 
3. Zelfstandige naamwoorden. 

Slide 28 - Slide

Wel of geen hoofdletter?
A
mutter
B
Mutter

Slide 29 - Quiz

Wel of geen hoofdletter?
A
spielen
B
Spielen

Slide 30 - Quiz

Wel of geen hoofdletter?
A
zahl
B
Zahl

Slide 31 - Quiz

Wel of geen hoofdletter?
A
Deutschland
B
deutschland

Slide 32 - Quiz

Wat krijgt in deze zin een hoofdletter?
'hallo, mein name ist anna'.
A
hallo, mein, otto
B
otto
C
mein, name
D
hallo, name, anna

Slide 33 - Quiz

Wat krijgt in deze zin een hoofdletter?
'meine mutter ist 52 jahre alt.'
A
meine, mutter, jahre
B
meine, alt
C
mutter, jahre
D
meine, mutter, jahre, alt

Slide 34 - Quiz

Wat krijgt in deze zin een hoofdletter?'
meine großeltern wohnen in rotterdam'.
A
meine, großeltern, wohnen
B
meine, großeltern, rotterdam
C
meine, rotterdam
D
meine

Slide 35 - Quiz

Schreibe auf was du heute über Artikel (lidwoorden) und Großbuchstaben (hoofdletters) gelernt hast.

Slide 36 - Open question