What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
3kader 3.4 Schrijven overtuigend
Welkom bij 3.4 Schrijven
Een overtuigende tekst, hoe bouw je die op?
1 / 32
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 2
This lesson contains
32 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
120 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Welkom bij 3.4 Schrijven
Een overtuigende tekst, hoe bouw je die op?
Slide 1 - Slide
Welk tekstdoel heb jij als schrijver, wanneer je een betoog schrijft?
A
amuseren
B
activeren
C
overtuigen
D
informeren
Slide 2 - Quiz
opdracht 15 van 3.3 of blz. 45 van je boek: Hoe deel je deze teksten in? Inleiding: ...... Kern: ..... Slot: .......
Slide 3 - Open question
Welke signaalwoorden gebruik je om een reden aan te geven? (argument)
A
eerst, daarna, vervolgens, tot slot
B
dus, kortom, dan ook
C
maar, echter, daarentegen, toch
D
want, omdat, daarom, vanwege, namelijk
Slide 4 - Quiz
Welk deel van deze zin is het argument?:
Ik vind het niet verstandig om schooluniformen in te voeren, het levert immers meer nadelen dan voordelen op.
Slide 5 - Open question
Welke signaalwoorden gebruik je in je conclusie?
A
eerst, daarna, vervolgens, tot slot
B
dus, kortom, dan ook
C
maar, echter, daarentegen, toch
D
want, omdat, daarom, vanwege, namelijk
Slide 6 - Quiz
zinnen actief formuleren
Duidelijker wie iets doet!
Makkelijker te lezen!
Korter!
Boek 1b, blz. 37
Slide 7 - Slide
Lees de leertekst 'actief formuleren' (37)
Welke twee zinnen zijn actief geformuleerd?
A
Kinderen stoppen elkaar snel in een hokje.
B
Het schooluniform wordt door hem gewaardeerd.
C
Er wordt een klasgenoot gepest door hem.
D
Hij houdt van schooluniformen.
Slide 8 - Quiz
Formuleer deze zin actief:
Sportdrankjes moeten verboden worden door de overheid.
Slide 9 - Open question
Formuleer deze zin actief:
Rode winegums worden eerder gekozen door de consument.
Slide 10 - Open question
Formuleer deze zin actief:
Er worden diverse kinderen door de opvang geweigerd.
Slide 11 - Open question
Verwijswoorden: wanneer gebruik je 'die' en wanneer 'dat'?
A
-die en dat kun je door elkaar gebruiken
B
-die verwijst naar de-woord -dat verwijst naar woorden met het lidwoord 'een'
C
-die verwijst naar meervoud -dat verwijst naar enkelvoud
D
-die verwijst naar de-woord -dat verwijst naar het-woord
Slide 12 - Quiz
3.4 Aan de slag --->
Je hebt nodig:
Signaalwoorden overzicht.
Leertekst Actief Formuleren.
Maak:
opdracht 2, 3, 4
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Slide
Oefenen mening/ argumenten
"De overheid mag geen avondklok instellen in vredestijd."
Geef jouw mening over deze stelling, aangevuld met twee argumenten.
Slide 15 - Slide
Wat is een advertorial?
A
een tekst waarin ook reclame wordt gemaakt
B
een tekst uit een krant
C
een tekst met feiten
D
een blog
Slide 16 - Quiz
Waarom is het beter zinnen 'actief te formuleren' ?
A
lezer wordt er actiever van en gaat meer lezen
B
de schrijver haalt de lezer dan eerder over
C
het staat netter
D
duidelijker wie iets doet, korter, makkelijker te lezen, meer overtuiging in de zin
Slide 17 - Quiz
Wat hoort er bij bijzaken?
(Lezen 3.3)
A
het onderwerp van de tekst
B
uitleg van de hoofdzaak en voorbeelden
C
de kernzin van de alinea
Slide 18 - Quiz
Is elke tekst in een bekende krant betrouwbaar?
A
Ja, want er worden alleen feiten geschreven door journalisten.
B
Nee, je moet altijd de tekst kritisch lezen wanneer er meningen in staan.
C
D
Slide 19 - Quiz
Nu succes met oefen so Lezen
Slide 20 - Slide
Oefenen signaalwoorden
Maak een zin met één signaalwoord uit het tekstverband:
1 . voorbeeld
2. oorzaak-gevolg
3. tijdsvolgorde
Lever in samen met de volgende opdracht in ELO (1 document)
Slide 21 - Slide
Slide 22 - Slide
Opdracht 5 (38) :
Maak een activerende zin met één van de woorden
Slide 23 - Open question
Welkom bij 3.4 Schrijven
Een overtuigende tekst, wat is dat?
Slide 24 - Slide
3.4 Nabespreken 6 en 7
Neem ze voor je in Talent online of in je boek op blz. 38-40
en daarbij tekst 3 t/m 6 op blz. 39
Slide 25 - Slide
3.4 Schrijftaak voorbereiden
Tekst 3 t/m 6
Onderwerp?
Mening?
Doelgroep?
Slide 26 - Slide
3.4 Samen opdracht 9 starten
Neem voor je in Talent online of in je boek op blz. 41
1. Vul het
schrijfplan
voor één van de onderwerpen: dinsdag af
2. Met behulp van het
schrijfplan,
maak je
de tekst
: woensdag af
timer
1:00
Inleveren via de ELO
Slide 27 - Slide
3.4 Het schrijfplan
timer
14:00
Slide 28 - Slide
Waar moet een tekst aan voldoen?
zie ook blz. 45
Slide 29 - Slide
onderwerpen
1. Jongerentaal bedreigt de Nederlandse taal
2. Schooluniformen
3. Games en video's zorgen voor ontspoorde jeugd
4. Sportdrankjes zijn ongezond
Slide 30 - Slide
3.4 Schrijftaak
nav schrijfplan
1. Je schrijft een overtuigende tekst : ELO.
Dinsdag maak je de tekst in de les, met hulp van mij.
4. In SE3 krijg je een zelfde soort schrijfopdracht.
Bekijk eerst het beoordelingsformulier
of op blz. 45 van je boek.
Slide 31 - Slide
Een goed voorbeeld......
Slide 32 - Slide
More lessons like this
9 en 10 3hv H3 Schrijven
January 2024
- Lesson with
18 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
9 en 10 3hv H3 Schrijven
September 2022
- Lesson with
15 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
9 en 10 3hv H3 Schrijven
January 2022
- Lesson with
24 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
9 en 10 3hv H3 Schrijven
August 2022
- Lesson with
17 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
3.4 Schrijven: Betoog - Talent les 1
May 2021
- Lesson with
29 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 3
p3 les 1
February 2024
- Lesson with
11 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 3
3.4 Schrijven en formuleren
February 2022
- Lesson with
50 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Les 17: standpunten en argumenten
October 2023
- Lesson with
29 slides
Nederlands
Secundair onderwijs