What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
p3 les 1
Periode 3 les 1
Schrijven en formuleren
1 / 11
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 3
This lesson contains
11 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Periode 3 les 1
Schrijven en formuleren
Slide 1 - Slide
lesdoel
je kunt een zin in de actieve vorm schrijven
je kunt de signaalwoorden van tijd in een zin opschrijven
Slide 2 - Slide
Schrijven en formuleren
Leerdoelen
In deze paragraaf leer je:
• teksten schrijven waarin je overtuigt met argumenten;
• een volgorde (inleiding, kern en slot) in een tekst aanbrengen;
• alinea’s maken en verbanden duidelijk aangeven;
• actief formuleren.
Instructietekst
Slide 3 - Slide
Actief formuleren
Als je actief formuleert, maak je duidelijk wie iets doet.
Degene die iets doet zet je vooraan in de zin.
Slide 4 - Slide
Actief formuleren
Wat is het verschil tussen deze twee zinnen?
1. Het schoolgebouw zou opgeruimd moeten worden door leerlingen.
2. Leerlingen moeten het schoolgebouw opruimen!
Slide 5 - Slide
Lesplanning
- Maak van 3.4, opdr. 2, 3 a en 3 b , 4, en 5 (blz. 29,30 en 31).
- Klaar? --> steek je vinger op zodat ik kan controleren.
Lesdoel:
- Je weet hoe je
een zin actief
moet
formuleren
.
Slide 6 - Slide
Waarom is het beter zinnen 'actief te formuleren' ?
A
lezer wordt er actiever van en gaat meer lezen
B
de schrijver haalt de lezer dan eerder over
C
het staat netter
D
duidelijker wie iets doet, korter, makkelijker te lezen, meer overtuiging in de zin
Slide 7 - Quiz
In welke zin wijst het signaalwoord
op een volgorde in de tijd?
A
Ik wil langskomen. Ik heb echter geen tijd.
B
Eerst ga ik sporten, daarna kom ik langs.
C
Ik heb tijd om langs te komen en te sporten.
D
Ik kom langs, omdat ik daar veel zin in heb.
Slide 8 - Quiz
Welk signaalwoord geeft geen tijd aan?
A
Voordat
B
Tijdens
C
Dus
D
Later
Slide 9 - Quiz
Welke signaalwoorden horen bij het tekstverband tijd?
A
vervolgens, eerder, ook, met behulp van, hoewel
B
door middel van, daarmee, om, waarmee
C
hierdoor, daarna, terwijl, zoals, toen
D
eerst, toen, vervolgens, later, vroeger, ten slotte
Slide 10 - Quiz
Een mening ondersteun je met een argument. Wat is een synoniem voor 'argument'?
A
feit
B
reden
C
gevolg
D
mening
Slide 11 - Quiz
More lessons like this
5.4 schrijven en formuleren
April 2024
- Lesson with
16 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b, k
Leerjaar 2
2BK 5.4 schrijven en formuleren
April 2024
- Lesson with
17 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b, k
Leerjaar 2
Formuleren - actief formuleren
January 2024
- Lesson with
16 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 2,4
VMBO BK 3 - 08/02/23
January 2023
- Lesson with
11 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 3
Schrijfvaardigheid P4
April 2022
- Lesson with
15 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 3
Herhaling overtuigende teksten + actief formuleren
June 2024
- Lesson with
28 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 3
Tesktdoelen, overtuigende tekst
May 2019
- Lesson with
18 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 3
Tesktdoelen, overtuigende tekst
January 2024
- Lesson with
18 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 3