De bijstelling hoort bij hetzelfde zinsdeel als het object waar het iets over zegt.
dus: |Ik |heb| bloemen, een bos rozen, |van mijn vriendin |gekregen.|
pv=heb lvw = bloemen, een bos rozen
aww= heb, gekregen mv = x
sww= heb=hww, gekregen=zww bwb = van mijn vriendin
wwg=heb gekregen bijstelling = een bos rozen
ondw= ik