Het bijwoord

BIJWOORD
CLASSE 3
1 / 16
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

BIJWOORD
CLASSE 3

Slide 1 - Slide

C'EST QUOI?
Zegt iets over:
  • een werkwoord (hij rent snel) 
  • een bijvoeglijk naamwoord (de erg snelle jongen)
  • een ander bijwoord (hij rent te snel)
  • een hele zin 

Slide 2 - Slide

LA FORME
  • Achter bijv. nmw. - ment  plaatsen 
il est un garçon rapide  --> bijv. nmw
il court rapidement -->  bijwoord
  • Bijv. nmw. moet op een klinker eindigen 
  • Eindigt het  niet op een klinker ? --> vrouwelijke vorm
    direct --> directe --> directement
    heureux --> heureuse --> heureusement

Slide 3 - Slide

Maak een bijwoord van:
vrai

Slide 4 - Open question

Maak een bijwoord van:
haut

Slide 5 - Open question

Maak een bijwoord van:
joli

Slide 6 - Open question

Maak een bijwoord van:
lent

Slide 7 - Open question

et ...
Eindigt een bijv. nmw. op -ent (intelligent) of -ant (élégant)

  • ent --> emment (intelligent --> itelligemment)
  • ant --> amment (élégant --> élégamment)

let op: ent/ant verandert dus! 

Slide 8 - Slide

Maak een bijwoord van:
récent

Slide 9 - Open question

Maak een bijwoord van:
prudent

Slide 10 - Open question

LES EXCEPTIONS

Slide 11 - Slide

Bijwoord van:
bon
A
bien
B
bonnement
C
bonment
D
bienment

Slide 12 - Quiz

Bijwoord van:
mauvais
A
mauvaisement
B
mauvaisment
C
maul
D
mal

Slide 13 - Quiz

Bijwoord van:
meillleur
A
meilleurement
B
bon
C
meilleures
D
mieux

Slide 14 - Quiz

Maak een bijwoord van:
gentil
A
gentillement
B
gentimmant
C
gentiment
D
gentilment

Slide 15 - Quiz

Wat heb je geleerd over
het bijwoord?

Slide 16 - Mind map