AR, ER, IR: Zet de juiste vorm van het werkwoord in de zin: 1. (hablar/él, usted____)__ muy despacio, por favor. Yo sólo (hablar)____ un poco de español. 2. Mi padre y mi madre (vivir)_____ en Madrid. 3. Yo (tener) ______ catorce años. 4. Maribel y yo (nosotros/ comer) ______ patatas fritas. 5. Mi tío (él/ escuchar)___________ la música clásica. 6. Maud y Stefanie (ellas/ escribir) una carta a su abuela
Slide 32 - Open question
Zet de juiste vorm van SER in de zin. 1. Mi madre (ella) ____ alta, yo _____ bajo 2. Alberto y María _____ argentinos 3. ¿Tú _________ española, Teresa? 4. ¿Vosotros _____ policías o bomberos? 5. Sanne y yo ______holandeses pero Natalia (ella) ________colombiana
Slide 33 - Open question
www.verbuga.eu
Slide 34 - Link
Regelmatige ww op -ar
De stam van een werkwoord vind je altijd door -ar/-er/-ir weg te halen.
Vervolgens plak je er een andere letter achter (zoals het voorbeeld hiernaast, dit gaat altijd in vaste volgorde: ik - jij - hij/zij/het/u - wij - jullie - zij/u meervoud).
De stam van een werkwoord vind je altijd door -ar/-er/-ir weg te halen.
Vervolgens plak je er een andere letter achter (zoals het voorbeeld hiernaast, dit gaat altijd in vaste volgorde: ik - jij - hij/zij/het/u - wij - jullie - zij/u meervoud).
De stam van een werkwoord vind je altijd door -ar/-er/-ir weg te halen.
Vervolgens plak je er een andere letter achter (zoals het voorbeeld hiernaast, dit gaat altijd in vaste volgorde: ik - jij - hij/zij/het/u - wij - jullie - zij/u meervoud).