Dag 6

Thema 16 - Geld en werk - DAG 6
DISK 2024
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NT2ISK

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Thema 16 - Geld en werk - DAG 6
DISK 2024

Slide 1 - Slide

DAG 6
de reactie
de rekening
de scooter
stellen
de supermarkt

Slide 2 - Slide

de reactie (znw)
  • dat wat je zegt of doet als antwoord op iets anders 

  • meervoud: de reacties

  • zin: De docent geeft meteen een reactie op de vraag.




31

Slide 3 - Slide

de rekening (znw)
  • het papier waarop staat wat je moet betalen
  • meervoud: de rekeningen

  • zin: Heb jij de rekening van het etentje (restaurant) al betaald?
32

Slide 4 - Slide

de scooter (znw)
  • een soort brommer met kleine, brede wielen en een brede voorkant die je benen beschermt tegen de wind
  • meervoud: scooters

  • zin: Als Bas zestien wordt, krijgt hij een rode scooter.
33

Slide 5 - Slide

 stellen (ww)
  • 1) als waar aannemen 
  • (zeggen dat het zo is)
  • zin: Hij stelde dat de zon om de maan draait.

  • 2) een vraag stellen
  • zin: Slava stelt een vraag aan de docent. De docent geeft antwoord.
34

Slide 6 - Slide

(een vraag) stellen (ww)
TT (tegenwoordige tijd)
Ik stel een vraag.
Jij stelt een vraag. - Stel jij een vraag?
Hij/zij stelt een vraag.

Wij stellen een vraag.
Jullie stellen een vraag.
Zij stellen een vraag.

VTD (voltooide tijd)
Hij heeft een vraag gesteld.



34

Slide 7 - Slide

de supermarkt (znw)
  • een grote winkel met eten, drinken en andere boodschappen voor in huis, die je zelf kunt pakken.
  • meervoud: de supermarkten

  • zin:  Ik koop fruit en brood in de supermarkt.
35

Slide 8 - Slide

Wat betekent 'de reactie'?
31
A
Een baan die nodig is voor school.
B
dat wat je zegt of doet als antwoord op iets anders
C
Het geld dat je voor de boodschappen betaalt.
D
iets vragen

Slide 9 - Quiz

Mijn fiets is gemaakt door de fietsenmaker, ik krijg van hem ........
32

Slide 10 - Open question

Wat is dit?
33

Slide 11 - Open question

Stel een vraag aan de leerling naast jou.
34

Slide 12 - Open question

Hoe noem je een grote winkel waar je boodschappen haalt?
35
A
de markt
B
de supermarkt
C
de slager
D
de bakker

Slide 13 - Quiz