taaltoets thema 5

de uitvinder wil een speech houden.
Wat is een ander woord voor 'de speech'
A
de dialoog
B
het overleg
C
de toespraak
D
de verkiezing
1 / 20
next
Slide 1: Quiz
TaalBasisschoolGroep 7

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

de uitvinder wil een speech houden.
Wat is een ander woord voor 'de speech'
A
de dialoog
B
het overleg
C
de toespraak
D
de verkiezing

Slide 1 - Quiz

de toeschouwers kunnen niet wachten tot hij begint te vertellen.
Hoe kun je dit anders zeggen?
A
de toeschouwers gaan uit hun bol
B
de toeschouwers komen over de brug
C
de toeschouwers trappelen van ongeduld
D
de toeschouwers wagen een poging

Slide 2 - Quiz

De uitvinder vertelt iets over
'het profiel'
Waar vertelt hij over dan?
A
over de kleur
B
over de omvang
C
over de vorm van het materiaal
D
over het gewicht

Slide 3 - Quiz

Ook vertelt hij over
'de toepasbaarheid' van zijn uitvinding.
Wat vertelt hij dan?
A
hoe je het kunt betalen
B
hoe je het kunt demonstreren
C
hoe je het kunt gebruiken
D
hoe je het kunt maken

Slide 4 - Quiz

Wat betekent: 'de spijker op de kop slaan?'
A
laten zien wat je ermee kunt doen
B
precies vertellen hoe het zit
C
luisteren naar de vragen van mensen

Slide 5 - Quiz

Wat betekent 'hedendaags'
A
effectief
B
geschikt
C
van deze tijd
D
vernieuwend

Slide 6 - Quiz

Wat betekent 'degelijk'
A
dat iets goed in elkaar zit
B
dat iets je aandacht vasthoudt
C
dat iets je draaierig maakt
D
dat iets onderscheidend is

Slide 7 - Quiz

Wat is 'het patent'
A
een bewijsstuk om als enige een uitvinding te mogen verkopen
B
een plan van iets wat je wilt gaan maken
C
een proefmodel om te kijken of alles goed werkt
D
een tekening waarop je kunt zien hoe iets in elkaar zit

Slide 8 - Quiz

Wat betekent 'aanvragen'
A
iets vragen en het vervolgens nooit krijgen
B
toestemming krijgen om iets te vragen
C
volgens de afgesproken regels vragen om iets te krijgen

Slide 9 - Quiz

Fabian vertelt heel precies hoe het apparaat werkt
Wat is een ander woord voor
'heel precies'
A
exact
B
nadrukkelijk
C
pasklaar
D
typisch

Slide 10 - Quiz

Wat is het tegengestelde van
'boeiend'
A
duizelingwekkend
B
slaapverwekkend
C
verbazingwekkend

Slide 11 - Quiz

Wat is het gezegde en het voltooid deelwoord:

'Knuts moeder is veertig geworden'

Slide 12 - Open question

Wat is het gezegde en het voltooid deelwoord:

'Hij heeft een kapstok voor haar getimmerd'

Slide 13 - Open question

Wat is het gezegde en het voltooid deelwoord:

'Ik heb de kapstok meteen opgehangen'

Slide 14 - Open question

wat is het bijwoord en waar zegt het iets over:

'Farah lacht uitbundig'

Slide 15 - Open question

wat is het bijwoord en waar zegt het iets over:

'Ze draagt leuke kleren en praat snel.'

Slide 16 - Open question

wat is het bijwoord en waar zegt het iets over:

'Het is een ontzettend vrolijk meisje'

Slide 17 - Open question

Lees de zin. Wat is de functie van het voegwoord
'zodat'
'Ik maak mijn huiswerk vanmiddag, zodat ik vanavond kan voetballen'
A
het verbindt twee hoofdzinnen
B
het verbindt een hoofdzin en een bijzin
C
het zegt iets over het onderwerp en gezegde

Slide 18 - Quiz

Vul het goede voegwoord in. Kies uit omdat/doordat/zodat/opdat
'Hij schreeuwde hard,............. hij op zijn duim sloeg.(oorzaak)

Slide 19 - Open question

Vul het goede voegwoord in. Kies uit omdat/doordat/zodat/opdat

'Hij schreeuwt hard,...........iedereen hem hoort.(doel)

Slide 20 - Open question