Groep 7 thema 5 oefentoets

• Taal
• Basisschool
• Groep 7

1. Wat is het voltooid deelwoord in de volgende zin?
De hele pauze lang heeft niemand hem gepest

1. pauze
2. gepest
3. heeft
4. niemand

2. Wat is het voltooid deelwoord in de volgende zin?
Zijn installatie heeft hij om de hoek van de school gezet.

1. installatie
2. heeft
3. school
4. gezet

3. Wat is het gezegde in de volgende zin?
Het resultaat is heel doeltreffend gebleken.

1. is gebleken
2. heel doeltreffend
3. heel doeltreffend gebleken
4. het resultaat is

4. Wat is het gezegde in de volgende zin?
Bentes broer heeft al van duizelingwekkend veel geld gesproken

1. heeft veel geld
2. Bentes broer heeft
3. heeft gesproken
4. heeft duizelingwekkend

5. Wat is het bijwoord in de volgende zin?
Haar ASR-machine is een ontzettend langzaam apparaat.

1. langzaam
2. ASR
3. Haar
4. ontzettend

6. Wat is het bijwoord in de volgende zin?
Sommige uitvindingen zijn heel slim bedacht.

1. heel
2. zijn
3. sommige
4. slim

7. Het voegwoord legt het verband uit tussen de hoofdzin en de bijzin.
Het voegwoord opdat wordt gebruikt bij.....

1. reden
2. oorzaak
3. gevolg
4. doel

8. Het voegwoord legt het verband uit tussen de hoofdzin en de bijzin.
Het voegwoord omdat wordt gebruikt bij....

1. reden
2. oorzaak
3. gevolg
4. doel

9. Het voegwoord legt het verband uit tussen de hoofdzin en de bijzin.
Het voegwoord doordat wordt gebruikt bij...

1. reden
2. oorzaak
3. gevolg
4. doel

10. Het voegwoord legt het verband uit tussen de hoofdzin en de bijzin.
Het voegwoord zodat wordt gebruikt bij....

1. reden
2. oorzaak
3. gevolg
4. doel

11. Is in de volgende zin het juiste voegwoord gebruikt?
Jasper gaat expres langzaam eten, ZODAT Thijmen lang moet wachten.

1. Ja
2. Nee

12. Is in de volgende zin het juiste voegwoord gebruikt?
Je meet je temperatuur, OMDAT je weet of je koorts hebt.

1. Ja
2. Nee

13. Vervang het woord door een woord met apostrof.
des avonds

1. 's avonds
2. s 'avonds
3. s avond's
4. avond's

14. Vervang het woord door een woord met apostrof.
A4 (verkleinwoord)

1. A4tje
2. A4' tje

15. Vervang het woord door een woord met apostrof.
Zo een

1. zo'een
2. zoeen
3. zo'en
4. zo'n

16. Vervang het woord door een woord met apostrof.
Tanja haar moeder

1. Tanja's moeder
2. Tanjas moeder
3. s' Tanjas moeder
4. Tanjas 's moeder

woordenschat

17. Wat is een ander woord voor DE SPEECH?

1. de dialoog
2. het overleg
3. de toespraak
4. de verkiezing

18. De uitvinder vertelt iets over HET PROFIEL.
Waarover vertelt hij dan?

1. over de kleur
2. over de omvang
3. over de vorm van het materiaal
4. over het gewicht

19. Ook vertelt hij iets over DE TOEPASBAARHEID van zijn uitvinding.
Wat vertelt hij dan?

1. Hoe je het kunt betalen
2. Hoe je het kunt gebruiken
3. Hoe je het kunt demonstreren
4. Hoe je het kunt maken

20. Wat betekent degelijk?

1. Dat iets goed in elkaar zit
2. Dat iets je draaierig maakt
3. Dat iets je aandacht vasthoudt
4. Dat iets onderscheidend is