Oefenen PWW2 2vwo

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2,3

Oefenen unité 4 

Wat moet je kennen(=weten)?

Leerstof

Apprendres : 1 t/m 6 + 10 (N-F en F-N zoals aangegeven)

Grammaire :

• De regelmatig werkwoorden op -re = Apprendre 3 – ex 8 ABCD

• De wederkerende werkwoorden in de tegenwoordige tijd = Apprendre 5, 4.1 – ex 16 BCDE. (4.2 niet)

• Grammaire lexicale: avoir mal à + lidwoord = Apprendre 10 - ex 3

Phrases (Parler):

Herhaal ex 15, ex 17 en ex 22

 Sleep de Franse woorden naar het passende plaatje

le bras

la fièvre

le coeur

les yeux

Aïe j'ai mal

la bouche

Sleep de Franse woorden naar het passende plaatje

Maar eerst ga ik de woorden voorlezen: L'heure, la passion, l'entrainement, gagner, un joueur, l'entraîneur, l'équipe. 

Remarque: Il faut que je lise d'abord les mots avant de lancer de sleep!

les yeux

la tête

le bras

le pied

la jambe

le dos

Ik heb kniepijn

knie = le genou

1. J'ai mal au genou.
2. J'ai mal à la genou.
3. J'ai mal aux genou.
4. J'ai mal à l'genou.

Ik heb pijn aan mijn voeten.
De voeten = les pieds

1. J'ai mal au pieds
2. J'ai mal à pieds
3. J'ai mal aux pieds
4. J'ai mal à l'pied

Wat betekent het volgende?
J'ai mal à la tête.

1. Ik heb buikpijn.
2. Ik heb hoofdpijn.
3. Ik heb keelpijn.
4. Ik heb oorpijn.

Combineer de werkwoorden met de juiste vertaling.

se moquer de

s'appeler

s'entrainer

se maquiller

se lever

se faire mal

se promener

se dépêcher

heten

opstaan

wandelen

zich opmaken

zich haasten

trainen

uitlachen

zich bezeren

Welk werkwoord is wederkerend?

1. Faire
2. se maquiller
3. Avoir
4. Pendre

Wederkerende werkwoorden.

Je ___ lève à 8h00.

1. te
2. me
3. se

wat is een wederkerend ww?

1. laver
2. lever
3. s'amuser
4. appeler

Wat zijn de wederkerende voornaamwoorden?

1. le, la, les, un, une
2. de, des, d´
3. lui, leur
4. me, te, se, nous, vous, se

Wederkerende werkwoorden

Je

Tu

Il

Nous

Vous

Ils

SE/S'

VOUS

NOUS

ME/M'

TE/T'

SE/S'

wederkerend werkwoord

vertaal: zij douchen zich

1. il se douche
2. ils se douchent

wederkerend werkwoord

vertaal: jij staat op

1. je me lève
2. tu te lèves
3. je lève
4. tu lèves

Wederkerende werkwoorden.

Je ___ lève à 8h00.

1. te
2. me
3. se

wederkerend werkwoord

vertaal: se laver

1. zich vermaken
2. zich wassen
3. zich uitlachen
4. zich haasten

wederkerend werkwoord

vertaal: Je m'arrête

1. ik stop
2. ik stop me
3. ik wacht
4. ik luister

se coucher

1. dromen
2. gaan liggen
3. gaan slapen
4. gaan zitten

s'ennuyer

1. de televisiezender
2. aanzetten, aandoen
3. zich vervelen
4. een tocht, een trektocht

wederkerend werkwoord

vertaal: zij worden wakker

1. il se réveille
2. ils se réveillent
3. ils se réveiller

wederkerend werkwoord

vertaal: zij zijn wakker geworden

1. il se réveille
2. ils se sont réveillé
3. ils se réveiller

wederkerend werkwoord

vertaal: ik was me

1. je lave
2. je me lave

Vertaal: se moquer de

1. spotten met
2. zich verweren tegen
3. moeite hebben om
4. zich afkeren van

Welk woord past niet in het rijtje?

1. le pansement
2. la pommade
3. le professeur
4. le comprimé

Wat betekent
avoir mal à

1. iemand pijn doen
2. pijn hebben aan
3. ziek zijn
4. genezen

J'ai mal

1. au bras
2. au pied
3. à l'oreille
4. à la jambe

ik heb 40 graden koorts.
Hulp: page 40

1. Je me suis ête cogné la tête 40 fois.
2. J'ai 40 degrés de fièvre.
3. J'ai attrapé 40 rhûmes.
4. Je crois que j'ai la grippe

Sinds wanneer ?

1. Hier ?
2. Pourquoi ?
3. Depuis quand ?
4. Parce que ?

Choisis la traduction correcte:

Irène zegt:
Tijdens de vakantie ben ik naar Maastricht geweest.

1. Pendant les vacance, je ne suis pas allé à Maastricht.
2. Pendant les vacances, j'ai allé à Maastricht.
3. Pendant les vacances, je suis allée à Maastricht.
4. Pendant les vacances, j'ai regardé à Maastricht.

Ik voel me helemaal niet goed.

Vertaal:
Ik ga naar de dokter

1. Je vais chez le dentiste
2. Je vais chez le médecin
3. Je tousse tout le temps
4. Je suis tombé malade

Ik ga naar de dokter.

Vertaal:
Ik heb een verwonding aan mijn knie.

1. Je suis tombé en vélo
2. J'ai une blessure au genou.
3. J'ai attrapé un rhume.
4. Je ne me sens pas bien.

Vertaal naar het Nederlands:
Je me suis cogné la tête.

1. Ik ben ziek geworden.
2. Ik heb hoofdpijn.
3. Ik heb mijn hoofd gestoten.
4. Ik heb mijn knie gestoten.

Maak de juiste combinaties. 

vous avez de la fièvre?

je me suis cogné la tête.

ça fait mal où?

j'ai attrapé un rhume

waar doet het pijn?

heeft u koorts?

ik heb kougevat

ik heb mijn hoofd gestoten

Ik wil meer uitleg over:

1. Regelmatige ww op-re
2. Wederkerende werkwoorden
3. Zinnen maken met de geleerde woordjes