4.3 Het Ancien Regime

• Geschiedenis
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1,2

Leerdoel: Hoe leefde de Franse bevolking aan de vooravond van de Franse Revolutie

Staat boven de standen.

1

2

3

Geestelijkheid

Boeren en burgers

Koning

Adel

De koning en de standen

• Ancien Régime = tijd voor de Franse Revolutie
• Alle beslissingen liggen bij de koning
• Samenleving bestaat uit standenmaatschappij

1e stand

geestelijken

• Mensen met functie in de katholieke kerk
• Rijk en arm
• De katholieke kerk bezit 10% van al het grond in Frankrijk
• Taak: Zielzorg
• Betalen geen belasting
  
• Kritiek vanuit verlichte denkers

2e stand

Adel

• Baron/Graaf
• Inkomsten vanuit het land die ze bezitten
• Betalen geen belasting want ze betalen het al met hun 'bloed'
• Militair / administratief / rechtspraak
• Hebben minder macht door de absolute heersers Lodewijk XIV, XV en XVI
  

3e stand

burgers en boeren

• 90% van de bevolking
• dokters / advocaten / kooplieden / boeren
• Rijk en arm, enorme verschillen
• Rijken waren het meest ontevreden -> filosofen

Geestelijkheid

Adel

Boeren 
en 
Burgers

Bidden voor iedereen

Veiligheid bieden

Belasting betalen

10% aan de kerk betalen

Gratis op het land van edelman werken

Veiligheid

vrijstelling van belasting

hun land wordt bewerkt

privileges 

- vrijstelling van belasting

- veiligheid

- privileges

Tevreden

Tevreden

Ontevreden

Boeren en belasting

bezitten het minst, betalen alle belasting, geen invloed op bestuur. 

• Rijke burgers het meest ontevreden=> geen invloed op bestuur, terwijl ze zorgden voor de wetenschappelijke  ontwikkeling, welvaart. Willen invloed in bestuur.
  
• Boeren ontevreden: doen al het werk, betalen pacht, grond-, zoutbelasting (gabelle).  Willen eerlijke belasting en verdeling van de landbouwgrond.

1. Ik kan alle begrippen van de paragraaf uitleggen.

2. Ik kan uitleggen wat we bedoelen met het Ancien Regime.

3. Ik kan uitleggen hoe de standenmaatschappij in Frankrijk in elkaar zat en bij elke stand minimaal 3 voorbeelden noemen.

4. Ik kan uitleggen welke kritiek de rijke burgers uit de derde stand hadden op de standensamenleving en wat zij daaraan wilden veranderen.

5. Ik kan uitleggen welke problemen de boeren  uit de derde stand hadden.