Thema 1 stofwisseling

stofwisselingsprocessen
  • opbouwend: assimilatie: organische moleculen worden opgebouwd uit kleinere moleculen
  • afbrekend: dissimilatie: organische stoffen worden afgebroken óf in kleinere organische stoffen óf in anorganische stoffen
1 / 21
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

stofwisselingsprocessen
  • opbouwend: assimilatie: organische moleculen worden opgebouwd uit kleinere moleculen
  • afbrekend: dissimilatie: organische stoffen worden afgebroken óf in kleinere organische stoffen óf in anorganische stoffen

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

organische stoffen en anorganische stoffen
• organische stoffen bevatten én C én H én O
• hoe meer C-atomen en hoe groter het molecuul, hoe meer chemische energie in het molecuul zit
• anorganische stoffen zijn stoffen waarvoor dat niet geldt
• zijn vaak kleinere moleculen en bevatten minder energie

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Energie
In moleculen is chemische energie vastgelegd door de binding tussen atomen.
Verbreek je die binding, dan komt de chemische energie vrij, soms als beweging van een molecuul, soms als warmte, soms als licht. 

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

autotroof en heterotroof
  • autotroof betekent zelfvoedend
  • kan uit anorganische moleculen organische moleculen maken: toetsantwoord!
  • hebben daarvoor chloroplasten nodig
  • hebben ook mineralen als N en P nodig voor eiwitsynthese
  • heterotroof betekent dat een ander nodig is om organische stof te krijgen, moet dus organische stoffen opnemen

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

ATP
  • ATP is een soort accumolecuul
  • Door een P-groep van ATP af te splitsen ontstaat ook ADP en energie
  • Als energie bij een ander proces vrijkomt, kunnen ADP en P weer binden tot ATP
  • Dit proces heet fosforylering

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Aerobe dissimilatie betekent
A
afbraak
B
afbraak met zuurstof
C
afbraak zonder zuurstof
D
opbouw met zuurstof

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

anorganische stoffen zijn stoffen die
A
kleine moleculen zijn
B
C én H én O bevatten
C
veel energie bevatten
D
niet C, H én O bevatten

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

fosforylering is
A
ATP splitsen in ADP en P
B
P aan ADP koppelen
C
een fosfor koppelen

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Dissimilatie
  • het omzetten van grote organische moleculen in kleinere moleculen. Bij deze reactie komt energie (ATP) vrij.
  • meestal wordt glucose verbrand mbv zuurstof
  • hierbij ontstaan de anorganische moleculen CO2 en H2O
  • verbranding zonder zuurstof heet anaerobe verbranding, dit levert minder energie op dan aerobe verbranding

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Aerobe dissimilatie van glucose
In alle cellen vindt verbranding van glucose plaats, meestal aeroob (met zuurstof). Het organel waar dit gebeurt is het mitochondrion. In mithochondriën wordt tijdens verbrandingsprocessen ADP + P omgezet in ATP. 

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

reactievergelijking aerobe dissimilatie

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Dissimilatie van vetten en eiwitten
Vetten kunnen ook aeroob gedissimileerd worden. Dit is een minder toegankelijke bron van energie, maar
per gram vet komt bij aerobe dissimilatie meer energie vrij dan per gram koolhydraten of eiwitten!
Dissimilatie van vetten en eiwitten in tabel 82G

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Experiment
Inleiding: theorie mbt onderzoek
Probleemstelling: onderzoeksvraag
eisen: open vraag, via experiment te bepalen
Hypothese: de uitkomst die jij verwacht
Matriaal en methode: benodigdheden en exacte uitvoering
Resultaten: uitkomsten van het experiment
Conclusie: antwoord op de onderzoeksvraag

Slide 13 - Slide

Een open vraag is een vraag die begint met 'wie', 'wat', 'wanneer', 'hoe', 'waar' en 'waarom'. Het antwoord is niet met 'ja' of 'nee' te beantwoorden.
In 'materiaal en methode' wordt uitgebreid aangegeven welke materialen gebruikt zijn, evt zelfs met bedrijf waar product gekocht is. De uitvoering is onpersoonlijk geschreven en zó uitgebreid dat het exact herhaald kan worden door iedereen.
In een verslag wordt bij de conclusie ook aangegeven of de hypothese juist of onjuist was.
Grafiek maken: kijk naar onderzoeksvraag wat op X=as en wat op Y-as moet: de invloed van ... op ....; woord na 'van' op X-as, woord na 'op' op Y-as
Controle
Experiment beantwoordt een vraag
Invloed van factor onderzocht, dus twee groepen bij experiment:
één met factor, één zonder factor
overige omstandigheden gelijk
 

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Aerobe dissimilatie
  • Bestaat uit 4 processen:
  1. Glycolyse: glucose wordt 2 pyrodruivezuur, kost 2 ATP
  2. vorming acetyl-coA + citroenzuur + NADH uit pyrodruivezuur + coA + NAD+
  3. citroenzuurcyclus: citroenzuur + 6NAD+ + FAD A + ADP wordt afgebroken tot CO2 + 6NADH+ FADH2 + ATP
gebeurt 2 keer per glucosemolecuul
4. oxidatieve fosforylering: per NADH 3 ATP gevormd, per FADH2 2 ATP gevormd 
Binas 68A en 68B

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Slide 16 - Link

This item has no instructions

Slide 17 - Video

This item has no instructions

Slide 18 - Video

This item has no instructions

Anaerobe dissimilatie
gisting:
  • glucose wordt pyrodruivezuur
  • pyrodruivezuur wordt alcohol plus CO2
melkzuurgisting
  • pyrodruivezuur wordt melkzuur
  • Binas 68B

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Slide 21 - Video

This item has no instructions