WS 1 bij paragraaf 1.1 - Hoe ontstond de industrie?

WOORDENSCHAT - 1
bij paragraaf 1.1
Hoe ontstond de industrie?
Mens en Maatschappij
2 vmbo
1 / 12
next
Slide 1: Slide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmboLeerjaar 2

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

WOORDENSCHAT - 1
bij paragraaf 1.1
Hoe ontstond de industrie?
Mens en Maatschappij
2 vmbo

Slide 1 - Slide

spinnen (ww)
Van wol kun je lange dunne draden spinnen.
A
Techniek om draden te maken van wol of katoen.
B
Techniek om lappen stof te maken.

Slide 2 - Quiz

het spinnewiel
Draden spinnen deed men vroeger met een spinnewiel
A
Apparaat met wielen om te fietsen.
B
Toestel met een groot wiel, nodig om te spinnen.

Slide 3 - Quiz

de klos
Nieuwe draden wikkelen ze om een grote klos.
A
Apparaat om de tijd op te zien.
B
Van hout of metaal om draden omheen te draaien.

Slide 4 - Quiz

het weefgetouw
Werken aan het weefgetouw was heel zwaar werk.
A
Apparaat om lappen stof te weven.
B
Apparaat om lappen stof glad te strijken.

Slide 5 - Quiz

de grondstof
Sommige grondstoffen zijn heel duur.
A
Materialen uit de natuur, die nodig zijn om een product te maken.
B
Producten die in een fabriek zijn gemaakt.

Slide 6 - Quiz

bewerken (ww)
Graan bewerken tot meel, zodat je brood kunt bakken.
A
Hetzelfde als werken, bijv. voor je beroep of thuis.
B
Grondstoffen behandelen, zodat het iets nieuws wordt.

Slide 7 - Quiz

de kooplieden
De boeren werken voor de kooplieden en maken textiel.
A
Handelaar die liedjes zingt tijdens zijn werk.
B
Meervoud van 'koopman'. Ander woord voor handelaren.

Slide 8 - Quiz

de huisnijverheid
De boeren werkten buiten en deden ook aan huisnijverheid.
A
Thuis producten maken in opdracht van een koopman.
B
Je huis ijverig schoonmaken van boven tot beneden.

Slide 9 - Quiz

het bedrijf
Sommige boeren stopten als boer en starten een bedrijf.
A
Drijven op het water, niet zinken.
B
Groepje mensen die spullen maken om geld te verdienen.

Slide 10 - Quiz

de kleermaker
De kleermaker prikt met de naald in zijn vingers.
A
Beroep om kleding te ontwerpen en te naaien.
B
Timmerman die een klerenkast maakt.

Slide 11 - Quiz

Goed geoefend!
Je kunt net zo lang deze woorden oefenen totdat je ze allemaal kent.
Mens en Maatschappij
2 vmbo

Slide 12 - Slide