This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Items in this lesson
Schoonmaakregels+ herhaling
Slide 1 - Slide
Hoe zit je erbij?
Slide 2 - Poll
Basisregels schoonmaak
1. Werk van boven naar beneden
2. Werk van buiten naar binnen
3. Werk van schoon naar vuil
4. In een logische werkvolgorde
5. Linksom of rechtsom door de ruimte
Slide 3 - Slide
Schoonmaakregels!
Slide 4 - Slide
Werk van boven naar beneden
Wanneer je gaat schoonmaken is de volgorde van werken erg belangrijk. De volgorde bepaald namelijk dat je werk niet opnieuw hoeft te doen.
Voorbeeld: je gaat een kast schoonmaken. Start bovenaan en werk naar beneden. Stel dat je beneden begint en later naar boven gaat, dan valt vuil op het schoon gemaakte werk. Dat is natuurlijk zonde!
Slide 5 - Slide
Werk van schoon naar vuil
Begin altijd met het poetsen bij de onderdelen die het minst vies zijn. Belangrijk dat je nadenkt over de hygiëne tijdens schoonmaken. Werk je in de verkeerde volgorde dan verspreid je juist bacteriën.
Voorbeeld: Maak je schoon op de badkamer dan begin je niet bij het toilet en daarna de wasbak.
Slide 6 - Slide
Werk van buiten naar binnen
Je werkt altijd van buiten naar binnen. Dit betekent dat je werkt vanaf de randen en naar binnen werkt.
Voorbeeld: schoonmaken van tafel; maak vierkante vlakken en begin dus vanaf de rand. (docent doet het voor) dweilen van de vloer; altijd een vierkant vlak maken, werk naar de deur.
Slide 7 - Slide
Waarom werk je van boven naar beneden bij het schoonmaken?
Slide 8 - Open question
Werk je bij alle schoonmaakklussen van boven naar beneden?
A
Ja
B
Nee
Slide 9 - Quiz
Op welke manier maak je laag bij de grond schoon?
A
B
Slide 10 - Quiz
Waarom ga je op 1 knie zitten als je laag bij de grond schoonmaakt?
Slide 11 - Open question
Waarom werk je van buiten naar binnen bij het schoonmaken?
Slide 12 - Open question
Waarom werk je van schoon naar vuil bij het schoonmaken?
Slide 13 - Open question
Wanneer pas je deze 3 schoonmaakregels toe?
A
Alleen bij het schoonmaken van de wc
B
Bij alle schoonmaakklussen
C
Alleen wanneer je dat wil
D
Alleen bij het schoonmaken van vloeren
Slide 14 - Quiz
Waarom is het belangrijk om in een logische werkvolgorde te werken?
Slide 15 - Open question
Benoem de logische werkvolgorde van stofwissen.
Slide 16 - Open question
Waarom gaat de ene persoon linksom door de ruimte en de andere rechtsom?
Slide 17 - Open question
Welke informatie lees je op het etiket van het schoonmaakmiddel?
Slide 18 - Open question
Waarom doe je de emmer niet helemaal vol?
Slide 19 - Open question
Waarom doe je eerst water in de emmer en dan pas het schoonmaakmiddel?
A
Dan gaat het water lekker schuimen
B
Dan gaat het water niet schuimen
Slide 20 - Quiz
Hoe weet je hoeveel schoonmaakmiddel je moet gebruiken?
A
Dat staat op het etiket van het schoonmaakmiddel
B
Dat kun je gokken
C
Dat staat op de emmer
D
Dat weet je niet
Slide 21 - Quiz
Slide 22 - Video
Waarom pas je deze wringtechniek toe?
Slide 23 - Open question
Waarom vouw je het werkdoekje netjes op voor je gaat schoonmaken?
A
Zo moet je het vaker uitspoelen
B
Dat hoeft niet
C
Zo kun je meer schoonmaken voordat je het doekje moet uitspoelen
D
Zo hoef je het doekje niet meer uit te spoelen
Slide 24 - Quiz
Welke kleur emmer en doekje gebruik je als je de wc pot gaat schoonmaken?
A
B
C
D
Slide 25 - Quiz
Welke kleur emmer en doekje gebruik je als je de vieze keuken gaat schoonmaken?
A
B
C
D
Slide 26 - Quiz
Welke kleur emmer en doekje gebruik je als je het klaslokaal gaat schoonmaken?
A
B
C
D
Slide 27 - Quiz
Welke kleur emmer en doekje gebruik je als je het wasbakje bij de wc gaat schoonmaken?
A
B
C
D
Slide 28 - Quiz
Waarom gebruik je verschillende kleuren voor de verschillende schoonmaakklussen?