Klas 2: Het delend lidwoord

HET DELEND LIDWOORD
L' ARTICLE PARTITIF
1 / 25
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

HET DELEND LIDWOORD
L' ARTICLE PARTITIF

Slide 1 - Slide

HET DELEND LIDWOORD
Leerdoelen: Aan het eind van deze les                   
              -kan ik het delend lidwoord gebruiken 
-ken ik de uitzonderingen            

Slide 2 - Slide

HET DELEND LIDWOORD (samenvatting)

  1. In  NL géén lidwoord => in FR een delend lidwoord                     
  2. Je kijkt eerst naar de vorm van het zelfstandig naamwoord   
Mannelijk
Vrouwelijk
Met h of klinker
Enkelvoud
du
de la
de l'
Meervoud
des
des
des

Slide 3 - Slide

HET DELEND LIDWOORD (samenvatting)

Voorbeelden:
  1. Ik eet kaas /  je mange du fromage   
  2. Wil je vlees? / tu veux de la viande? 
  3. Ik wil olie/ je veux de l'huile                  
  4. Er zijn tomaten/ il y a des tomates   

Slide 4 - Slide

HET DELEND LIDWOORD 

Uitzonderingen: 

-Na een ontkenning gebruik je de of d'
-->  je ne bois pas d'eau  



Slide 5 - Slide

Een delend lidwoord gebruik je
A
zowel in het Nederlands als in het Frans
B
alleen in het Nederlands
C
alleen in het Frans.
D
bij uitzonderingen in het Frans

Slide 6 - Quiz

Welke 4 vormen heb je van het delend lidwoord?
A
le, la, l', les
B
du, de la, de l', des
C
un, une
D
de le, de la, de l', de les

Slide 7 - Quiz

Het delend lidwoord is een samentrekking van de + het lidwoord.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 8 - Quiz

Delend lidwoord
Welke zin is goed?

A
Au petit-déjeuner, je bois lait
B
Au petit-déjeuner, je bois du lait

Slide 9 - Quiz

Sleep de delend lidwoorden naar de juiste zinnen.
Je mange ... croissants.
Elle boit ... eau minérale.
Ils achètent ... pain.
Elle n'a pas ... chips.
On a ... viande.
du
de la
de
des
de l'

Slide 10 - Drag question

Kies het juiste delend lidwoord:
Ma soeur demande ..........eau.
A
de l'
B
d'

Slide 11 - Quiz

'Er is geen olie meer.'
Kies de juiste vertaling. (ontkenning en delend lidwoord)


A
Il n'y a plus d'huile.
B
Il n'y a plus de l'huile.

Slide 12 - Quiz

Kies het juiste delend lidwoord:
Ma soeur prend _____ orangina.
A
du
B
de l'
C
de la
D
des

Slide 13 - Quiz

Vul het juiste delend lidwoord in:
'Ma mère achète......pain
A
des
B
de la
C
du
D
de

Slide 14 - Quiz

Je prends ..... poisson.
(Kies het goede delend lidwoord)
A
de la
B
du
C
de l'
D
des

Slide 15 - Quiz

Kies: delend lidwoord of de / d':
Tu ne mange pas __ légumes?
A
du
B
de la
C
de
D
d'

Slide 16 - Quiz


Wat gebeurt er met het delend lidwoord na:
een hoeveelheid / een ontkenning?
A
geen idee
B
er verandert niets
C
delend lidwoord verandert in de / d'
D
delend lidwoord verandert in le/la/l'/les

Slide 17 - Quiz

Je ne bois pas ..... coca.
(Kies het goede delend lidwoord)
A
du
B
des
C
de la
D
de

Slide 18 - Quiz

Vous avez________ lait ?

Slide 19 - Open question

Cette famille n’a jamais________ vacances.


Slide 20 - Open question

On mange ________ salade.



Slide 21 - Open question

Il y a ________ toilettes ici?



Slide 22 - Open question

Vous avez ________ ananas?



Slide 23 - Open question

Stappenplan: 
1. Zin vertalen, hoor je een lidwoord in het NL? 
Nee? --> delend lidwoord in het Frans gebruiken
2. Schema uit je hoofd leren:
du / de la / de l' / des 
3. Let op! Ontkenning in de zin? 
--> de / d'
4. herhalen ex. 30-32 en bron H

Slide 24 - Slide

Objectifs atteints / Leerdoelen gehaald?
Kun je het delend lidwoord gebruiken?
😒🙁😐🙂😃

Slide 25 - Poll