This lesson contains 17 slides, with text slides.
Vandaag is een mooie dag. De zon schijnt.
Elisabeth kreeg een sticker. Ze had de opdracht goed gemaakt.
Je kunt deze zinnen verbinden met een verbindingswoord. Je zet dan een komma na de eerste mededeling, en dan het verbindingswoord. LET OP: soms loopt de zin niet goed als je die klakkeloos overneemt.
Vandaag is een mooie dag, want de zon schijnt.
Elisabeth kreeg een sticker, omdat ze de opdracht goed gemaakt had.
Zet voor deze verbindingswoorden een komma: als, doordat, maar, nadat, omdat, terwijl, voordat, want, zodat, zodra
Zet geen komma voor en en of