havo 5 ecologie en milieu herhaling

Ecologie
1 / 31
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Ecologie

Slide 1 - Slide

Ecologie
= Deel van de biologie dat onderzoek doet naar de relaties tussen organismen en hun milieu (omgeving).






Verschillende relaties tussen organismen en hun omgeving ...

Slide 2 - Slide

Takjes om een nestje te bouwen zijn een
A
biotische factor
B
abiotische factor

Slide 3 - Quiz

Tot welk niveau horen boomalgen die op een boom zitten?
A
Populatie
B
Ecosysteem
C
Orgaan
D
Organisme

Slide 4 - Quiz

Biotische en abiotische factoren
Alle omstandigheden die op een organisme invloed hebben = factoren

Biotische factoren 
= levende (en dode) factoren, zoals voedsel, soortgenoten en planten. 

Abiotische factoren 
= niet levende factoren, zoals het weer, 
de zon en aanwezigheid van water.

Slide 5 - Slide

Vossen en konijnen die in het zelfde bos leven vormen samen een leefgemeenschap.
A
juist
B
onjuist

Slide 6 - Quiz

Van welk niveau is biodiversiteit een emergente eigenschap?
A
Organisme
B
Populatie
C
Levensgemeenschap
D
Ecosysteem

Slide 7 - Quiz

Organisatieniveaus van de ecologie
Elk organisatieniveau is opgebouwd uit het kleinere niveau.

Emergente eigenschap = eigenschap die optreedt op een hoger organisatieniveau.
bijv. de verschillende weefsels van vleugels zorgen voor de emergente eigenschap 'Vliegen'

Slide 8 - Slide

De vos in deze afbeelding leeft in een ... klimaat
A
warm
B
koud
C
gematigd

Slide 9 - Quiz

Verspreidings-gebied vs tolerantiegebied
Het verspreidingsgebied (areaal) is het daadwerkelijke gebied op de kaart waar de soort voorkomt. 

Habitat = het leefgebied van een soort. 

Deze wordt bepaald door het tolerantiegebied  van een soort voor een abiotische factor


Slide 10 - Slide

Bij commensalisme is sprake van de volgende relatie:
A
beide voordeel
B
een voordeel, ander geen voor- en nadeel
C
een voordeel, ander nadeel

Slide 11 - Quiz

Relaties tussen of binnen soorten
Relatie binnen dezelfde soort:
- samenwerking: voedsel verzamelen, bescherming, voortplanting
- concurrentie: paringspartner, voedsel, ruimte, licht

Relatie tussen verschillende soorten:
- voedselrelaties
Symbiose = langdurige relatie tussen soorten: mutualisme (+/+), commensalisme (+/0), parasitisme (+/-)

Slide 12 - Slide

Wanneer spreken we van een biologisch evenwicht?
A
Als de populatiegrootte altijd hetzelfde is
B
Als de populatiegrootte een populatiegrootte is
C
Als de populatiegrootte rond een gelijke waarde schommelt
D
Als de dieren in een populatie even zwaar zijn

Slide 13 - Quiz

De maximale populatiegrootte die zich in een gebied kan handhaven noemen we de...

Slide 14 - Open question

Een soort die vanuit een aangelegen gebied een ander gebied in gaat noemen we
A
inheems
B
uitheems
C
exoot
D
immigrant

Slide 15 - Quiz

Biologisch evenwicht
= de grootte van een populatie schommelt altijd rond een bepaalde evenwichtswaarde.

Of een populatie groeit of krimpt is afhankelijk van de abiotische en biotische factoren --> dichtheids(on)afhankelijke factoren

Slide 16 - Slide

Welke voedselketen is goed genoteerd?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 17 - Quiz

Energiestromen
Autotroof = kunnen hun eigen voedsel maken
Heterotroof = hebben anderen nodig voor voedsel

Producent: maakt organische stoffen uit anorganische stoffen (assimilatie) --> planten
Consument: maakt organische stoffen uit organische stoffen --> dieren
Reducent: maakt anorganische stoffen uit organische stoffen (mineralisatie) --> bacteriën en schimmels
Elke schakel in een voedselketen is een trofisch niveau
1e niveau = producent
vanaf 2e niveau = consument

Slide 18 - Slide

Voedselweb

Slide 19 - Slide

Energiestroom
Een deel van de productie van een trofisch niveau (Pn-1):
  1. wordt niet gegeten (N)
  2. wordt niet verteerd (F)
  3. wordt gebruikt voor verbranding (R)
  4. wordt gebruikt voor biomassa van het volgende trofische niveau (Pn)

Slide 20 - Slide

Welke eigenschap hoort niet bij een pionierssoort?
A
Groeit snel
B
Heeft weinig voeding nodig
C
Kan tegen wisselende factoren
D
Heeft een groot wortelstelsel

Slide 21 - Quiz

Grote biodiversiteit zien we bij een...
A
pioniersecosysteem
B
climaxecosysteem

Slide 22 - Quiz

Dikke humuslaag zien we bij een...
A
pioniersecosysteem
B
climaxecosysteem

Slide 23 - Quiz

Successie
= overgaan van een ecosysteem in een ander systeem waarbij de soortensamenstelling veranderd

Pioniersecosysteem: begin van successie, weinig organisch materiaal in de bodem, weinig beschutting, etc.

Climaxecosysteem: eindstadium van successie, stabiele hoeveelheid biomassa, grote gelaagdheid, veel soorten

Slide 24 - Slide

Koolstofkringloop
Koolstofassimilatie = opbouwen van organische stoffen uit anorganische stoffen

Dissimilatie = afbraak van organische materialen waarbij energie vrijkomt

Aeroob: met zuurstof
Anaeroob: zonder zuurstof

Slide 25 - Slide

Stikstofkringloop
A: Planten nemen nitraat (NO3-) op.
B: Er vindt stikstofassimilatie plaats
     vorming aminozuren
(vorming eiwitten is voortgezette assimilatie)
C: Dier eet plant, verteert en assimileert eigen        organische stoffen.
D: Bij dissimilatie komt ureum vrij. 
E: Rottingsbacterien breken ureum af tot NH3
F: NH3 lost in (grond)water op tot NH4+
G: Nitrietbacterien zetten NH4+ om in NO2-
H: Nitraatbacterien zetten NO2- om in NO3-


Slide 26 - Slide

Welke omzetting vindt plaats door nitraat bacteriën?
A
ammonium - nitriet
B
ammonium - nitraat
C
nitriet - nitraat

Slide 27 - Quiz

Hoe heet het proces waarbij nitraat wordt omgezet in N2?
A
Nitrificatie
B
Denitrificatie
C
Ammonificatie
D
Fotosynthese

Slide 28 - Quiz

Bij dissimilatie...
A
is energie nodig
B
komt energie vrij

Slide 29 - Quiz

Oefenen:
Eindexamenvragen

Hoe kan je eindexamenopdrachten het beste beantwoorden? 
https://www.mrchadd.nl/academy/leertips/examenvoorbereiding/eindexamen-biologie-gebruik-deze-handige-tips 

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Link