Woordenschat H2 - les 1

woordenschat
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

woordenschat

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?      
  • voorlezen
  • toets vrijdag 30 oktober
  • startopdracht
  • uitleg stijlfiguren
  • zelfstandig werken

Slide 2 - Slide

Woordenschat H2
doel:
  • Ik kan metaforen en personificaties herkennen en begrijpen.

Slide 3 - Slide

voorlezen   
korte terugblik:
Op de eerste dag van het schooljaar weet Sven het zeker: hij moet een briljante stunt uithalen. Anders is hij meteen die zielige jongen uit 1b.

Parker wil juist onzichtbaar zijn in de klas, maar dat wordt een beetje lastig als je Jingle Bells door het lokaal gaat blaffen...

Sven en Parker zitten bij elkaar in de klas. Aan het einde van de dag hebben ze mentoruur. Sven krijgt een epilepsieaanval. Iedereen schrikt ervan.

Slide 4 - Slide

toets 
Lezen H1 - H3:
  • verschillende soorten tekstverbanden kennen 
  • weten welke signaalwoorden bij welke tekstverbanden horen
  • tekstverbanden en signaalwoorden herkennen en kunnen benoemen


                                      vrijdag 30 oktober, zie ook Magister

Slide 5 - Slide

stijlfiguren
metafoor en personificatie

Slide 6 - Slide

Wat is het verschil in betekenis tussen de onderstreepte woorden?

  1. In de lente staan de koetje en kalfjes in de wei te grazen.
  2. Ik vind het fijn om met mijn oma over koetjes en kalfjes te praten.

Slide 7 - Slide

vergelijking
Je zet twee dingen naast elkaar: 
Mijn vader is zo groot als een reus.

mijn vader = object
een reus = beeld

Slide 8 - Slide

metafoor
Object en beeld vallen samen -> je vervangt het object helemaal door het beeld.

Mijn vader is zo groot als een reus.
over je vader:  Zie je die reus daar?

Slide 9 - Slide

spreekwoorden
Metaforen komen vaak voor als spreekwoord.

Je moet een gegeven paard niet in de bek kijken.
(Je mag niet klagen over iets dat je gekregen hebt.)

Slide 10 - Slide

personificatie
Je geeft een voorwerp, plant, dier of abstract begrip (liefde, verdriet, angst) menselijke eigenschappen.

De toekomst lacht ons tegemoet.
De tuin snakt naar regen.

Slide 11 - Slide

Beeldspraak
Vergelijkingen, metaforen, spreekwoorden en personificatie zijn vormen van beeldspraak.

Beeldspraak is altijd figuurlijk taalgebruik.

Slide 12 - Slide

even oefenen

Slide 13 - Slide

meer uitleg?
Zie video-uitleg in de online omgeving van Nieuw Nederlands.

Slide 14 - Slide

zelfstandig werken
weektaak: 
H2 Woordenschat  maken opdracht 1 t/m 4
Neem iedere dag iets te lezen mee!
let op:
vrijdag 30 oktober
toets Lezen (H1 t/m H3)

Slide 15 - Slide

Woordenschat H2
doel:
  • Ik kan metaforen en personificaties herkennen en begrijpen.

Slide 16 - Slide