Je kan het volgende kenmerkend aspect in je eigen woorden uitleggen: De blokvorming tussen Oost en West en de Koude Oorlog.
• Je kan uitleggen hoe en waardoor de tegenstelling tussen Oost en West ontstond.
• Je kan uitleggen waardoor de tegenstelling groeide.
• Je kan uitleggen hoe tijden van ontspanning en spanning elkaar afwisselden.
• Je kan uitleggen hoe de Koude Oorlog eindigde.
• Je weet wie de leidingen hadden van de blokvorming in de wereld.
• Je weet welke landen in het Oostblok zaten.
• Je weet welke landen in het Westblok zaten.
• Je weet welke ideologie bij het Oostblok hoort.
• Je weet welke ideologie bij het Westblok hoort.
• Je weet hoe Duitsland verdeeld werd na de Tweede wereldoorlog.
• Je weet de ideologie bij deze verdeling te benoemen.
• Je kan uitleggen wat het IJzeren Gordijn is.
• Je weet wat de Berlijnse Muur is.
• Je kan uitleggen wat containment is.
• Je kan uitleggen hoe de Marshallhulp, de containment hielp.
• Je weet de militaire bondgenootschap van het Westblok.
• Je weet de militaire bondgenootschap van het Oostblok.
• Je weet waarom in 1949 westerse landen hun militaire uitgaven vergrootte.
• Je kan uitleggen wat een atoomoorlog is.
• Je kan uitleggen waarom er in 1953 de spanning verminderde tussen het Oostblok en het Westblok.
• Je kan uitleggen welke wapenwedloop ontstond na de Tweede Wereldoorlog.
• Je kan uitleggen waarom in 1961 de spanning tussen het Westblok en het Oostblok toch weer opliep.
• Je kan uitleggen hoe de spanning in 1962 bijna uitliep op een atoomoorlog.
• Je kan uitleggen wat ontspanning betekende tussen Amerika en de Sovjet-Unie.
• Je kan uitleggen hoe de Koude Oorlog ten einde kwam.