This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes.
Items in this lesson
De basis formule om de kostprijs te berekenen is
A
C/W + W/N
B
C/N + V/W
C
V/W + N/C
D
C/V + N/W
Slide 1 - Quiz
Wat zijn proportioneel variabele kosten?
A
variabele kosten nemen steeds langzamer toe
B
variabele kosten nemen steeds dezelfde hoeveelheid toe als productie toeneemt
C
variabele kosten nemen steeds sneller toe
Slide 2 - Quiz
In ons restaurant worden de koffiebonen per kopje koffie goedkoper. Hoe komt dit?
A
Voor ieder product evenveel grondstoffen tegen dezelfde prijs
B
Variabele kosten stijgen bij een stijgende hoeveelheid geproduceerde producten
C
Profiteren van schaalvoordeel door grotere afname koffiebonen
Slide 3 - Quiz
De constante fabricagekosten per product bereken je met de:
A
Normale productie
B
Normale afzet
C
Verwachte productie
D
Verwachte afzet
Slide 4 - Quiz
Bereken de bezettingsgraad? Een machine heeft een capaciteit om in een week 2.000 stuks te produceren. Door uitval zijn er 1.500 stuks geproduceerd.
A
133%
B
33%
C
75%
D
1,33%
Slide 5 - Quiz
De variabele verkoopkosten per product bereken je met de
A
Normale productie
B
Normale afzet
C
Verwachte productie
D
Verwachte afzet
Slide 6 - Quiz
Tim heeft € 500 aan totale variabele kosten en € 1.000 aan totale constante kosten. De normale productie is 500 stuks en de werkelijke productie is 400 stuks. Bereken de integrale kostprijs