Thema 7 Planten herhalingsles 4BB

Thema 7 Planten
Herhalingsles
1 / 37
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

This lesson contains 37 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Thema 7 Planten
Herhalingsles

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Organische stoffen
Organische stoffen
Afkomstig van organismen
Bijvoorbeeld: glucose, koolhydraten, 
eiwitten, vetten en aardolie

Zit energie in!


Slide 3 - Slide

Anorganische stoffen
Anorganische stoffen
Afkomstig uit levenloze natuur
Bijvoorbeeld: water, zuurstof,
koolstofdioxide, ijzer en zouten

Zit geen energie in!

Slide 4 - Slide

Verbranding
Bij verbranding worden stoffen omgezet in andere stoffen. Daarbij komt energie vrij. 





Verbranding en fotosynthese zijn voorbeelden van stofwisseling

Slide 5 - Slide

Functies van wortels
Wortels hebben drie functies:

  1.  Ze zetten de plant vast in de bodem
  2. Ze slaan reservestoffen op
  3. Ze nemen met wortelharen water en mineralen op uit de bodem

Slide 6 - Slide

Houtvaten
Vervoeren water en mineralen vanuit de wortels naar de overige delen van de plant.
Bastvaten
Vervoeren water met opgeloste suikers vanuit de bladeren naar de overige delen van een plant. 

Slide 7 - Slide

Functies van de stengel
De stengel heeft drie functies:

  1.  Ze zorgen voor stevigheid
  2. Ze zorgen voor transport
  3. Ze slaan reservestoffen op (bij sommige planten

Slide 8 - Slide

Een plant is stevig door:
Door water:
* hierdoor stijgt de druk van de cel tegen de celwand 
Door houtvaten:
*dikke wanden met cellulose en houtstof in wortels en stengels (vaatbundels) en in bladeren (nerven)
De vezels:
Vezels liggen meestal in bundels bij elkaar
Touw, garen en jute zijn gemaakt van vezels. 

Slide 9 - Slide

voortplanting planten

Geslachtelijke voortplanting maken geslachtscellen. (eicel en stuifmeelkorrels)

Ongeslachtelijke voortplanting gewone celdeling. (dochtercellen lijken exact op de moeder cellen)

Slide 10 - Slide

Ongeslachtelijke voortplanting 
Een deel van 1 individu groeit uit tot een nieuw individu. Het nieuwe individu is een kopie van de ouder 
Geslachtelijke voortplanting: twee Individuen maken een nieuw organisme. Bij planten gebeurt dit door middel van bloemen.



Slide 11 - Slide

Ongeslachtelijke voortplanting door:
  1. Delen, 
  2. Stekken,
  3. Knollen, verdikte stengel, bijv. aardappel,
  4. Bollen, bloembollen,
  5.  Enten, combineren van 2 planten
  6. Uitlopers, horizontaal groeiende stengels, bijv. aardbei
  7. Wortelstokken, horizontaal groeiende stengels, div. planten

Slide 12 - Slide

Ongeslachtelijke voortplanting planten
Veel bloemplanten zijn in staat om zich ongeslachtelijk voort te planten. Dit doen ze op verschillende manieren. Sommige planten vormen bollen, andere ontwikkelen knollen en weer andere planten vormen uitlopers of wortelstokken. Aan de ongeslachtelijke voortplanting zitten zowel voor- als nadelen, in vergelijking met de geslachtelijke voortplanting waar veel bloemplanten eveneens gebruik van maken.

Slide 13 - Slide

Geslachtelijke voortplanting:

Meeldraden: maken stuifmeel


Zaadbeginsel: maakt de eicel

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Vrouwelijke geslachtscel

Slide 16 - Slide

Mannelijk geslachtscel

Slide 17 - Slide

eenslachtige of tweeslachtige bloemen
alleen stamper
alleen meeldraden
beide

Slide 18 - Slide

Insectenbloemen
  • Worden door insecten bestoven
  • Vaak grote bloemen
  • Opvallende kleur
  • Sterke geur
  • Bevatten vaak nectar
  • Weinig, ruw en kleverig stuifmeel
  • Meeldraden en stamper binnenin de bloem
  • Kleine stempels

Windbloemen
  • Worden door de wind bestoven
  • Zijn vaak klein
  • Zijn vaak groen
  • Geuren niet
  • Bevatten geen nectar
  • Veel, droog en licht stuifmeel
  • Meeldraden en stampers buiten de bloem
  • Grote stempels

Slide 19 - Slide

Groei = groter en zwaarder worden
Ontwikkeling = de bouw veranderd

Voor de ontkieming van zaden is nodig:
  • Water
  • Zuurstof
  • Een gunstige temperatuur
  • Voor sommige soorten een rustperiode

Slide 20 - Slide

Assimilatie 
  • Energierijke stoffen maken uit andere stoffen noem je assimilatie 
  • Assimilatie van glucose: 
  • naar bouwstof: bijvoorbeeld eiwitten en cellulose 
  • naar brandstof:  bijvoorbeeld glucose 
  • naar reservestof:  bijvoorbeeld zetmeel  

Slide 21 - Slide

Bouwstof
Brandstof en reservestof
Bouwstof
Reservestof
Brandstof

Slide 22 - Slide

Indicatoren
Een indicator is een stof waarmee je een andere stof kan aantonen. Voorbeelden: 
met kalkwater  koolstofdioxide aantonen 
met joodoplossing  zetmeel aantonen 

Slide 23 - Slide

Fotosynthese
Alleen planten kunnen dit!
Wanneer kunnen planten aan fotosynthese doen en in welk onderdeel van de cel doen ze dat?

Slide 24 - Slide

Verbranding is precies andersom!

Elke cel van elk organisme doet dit 24/7

Slide 25 - Slide

Glucose omzetten

Planten kunnen glucose omzetten in andere energierijke stoffen, zoals koolhydraten, eiwitten en vetten.

Slide 26 - Slide

Koolhydraten
Opgeloste suiker --> makkelijker via  bastvaten vervoerd (brandstof)

Zetmeel --> tijdelijke opslag in de bladeren. Langere tijd in knol of wortel. (reservestof)

Cellulose --> voor de vorming van celwanden. (bouwstof)

Slide 27 - Slide

Eiwitten
Een plant kan glucose omzetten in eiwitten. Dat zit in het cytoplasma (bouwstof)

Een plant kan eiwitten ook opslaan in zaden, zoals granen en peulvruchten.

Slide 28 - Slide

Vetten
Glucose kan ook als vetten omgezet worden. (reservestof)

Bij sommige planten komen in de zaden veel vetten voor.

Slide 29 - Slide

Assimilatie (samenstellen/ opbouwen = uit andere stoffen energierijke stoffen maken (in alle organismen)

Slide 30 - Slide

Bestuiving
  • Stuifmeel van de meeldraad moet op de stempel van de stamper komen voor bestuiving
  • Dit kan op meerdere manieren
  • Zelfbestuiving
  • Kruisbestuiving 

Slide 31 - Slide

Bestuiving

Slide 32 - Slide

Bevruchting
Als van dezelfde soort plant een stuifmeelkorrel op de stamper komt gaat er een stuifmeelbuis groeien naar de vruchtbeginsel.

Aan de punt van de stuifmeelbuis ligt het erfelijke materiaal. (De kern van de stuifmeelkorrel)

Als de stuifmeelbuis bij de eicel in het vruchtbeginsel is smelt deze samen.

Slide 33 - Slide

Uit vruchtbeginsels ontstaan vruchten

Na de bevruchting:
1. Bloemen verschrompelen
2. Zaadbeginsels wordt zaad
3. Vruchtbeginsel wordt vrucht

Slide 34 - Slide

Vruchten en zaden

Na bevruchting ontstaan in het vruchtbeginsel zaden.
Het vruchtbeginsel groeit tot een vrucht
De zaden bevinden zich in de vrucht.

Slide 35 - Slide

De bouw van een zaad

Slide 36 - Slide

Ontkieming
De boon neemt water op waardoor de zaadlobben opzwellen --> zaadhuid scheurt open --> kiemplantje

Eerst de wortel daarna de stengels en bladeren

Slide 37 - Slide