Examenpaasquiz klas 4

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 4

Paasquiz Nederlands

Ben jij er klaar voor?

Planning

Oefenopdracht              10 min

Examenpaasquiz          20 min

Opdrachten afmaken 15 min 

Afsluiting                            5 min

Oefenopdracht leesvaardigheid

Lees de tekst: paard als spiegel en beantwoord de vragen individueel, dus alleen ;) 

Nederlands CSE BBL 2016 TV 1

https://archief28.sitearchief.nl/archives/sitearchief/20230829020000/https://static.examenblad.nl/9336116/d/ex2016/BB-0011-a-16-1-o.pdf

Welke bedoeling of bedoelingen heeft de eerste alinea van de tekst
‘Paard als spiegel’?

1. alleen 1
2. 1 en 2
3. 1 en 3
4. 1, 2 en 3

Wat is het verband tussen alinea 1 en 2?

1. Alinea 1 en 2 vormen een tegenstelling.
2. Alinea 2 snijdt een nieuw onderwerp aan.
3. Alinea 2 trekt een conclusie uit gegevens uit alinea 1.
4. Alinea 2 werkt de informatie uit alinea 1 verder uit.

In alinea 2 staat de zin: “Veel praktijken in coaching met paarden maken
gebruik van deze eigenschap.”
Welke eigenschap van paarden wordt hier bedoeld?

1. het aanvoelen van emoties bij mensen
2. het contact kunnen maken met mensen
3. het helpen bij de samenwerking tussen mensen
4. het reageren op het verstand bij mensen

Wat is het verband tussen alinea 5 en 6?

1. Alinea 5 en 6 vormen een opsomming.
2. Alinea 5 en 6 vormen een tegenstelling.
3. Alinea 6 noemt een gevolg van wat er in alinea 5 wordt verteld.
4. Alinea 6 noemt een voorbeeld bij wat er in alinea 5 wordt verteld

Welk kopje geeft het beste de inhoud weer van alinea 5?

1. Bijzondere ervaring
2. Communicatie met paarden
3. Omgaan met paarden
4. Sascha Schalkwijk

Wat is de hoofdgedachte van deze tekst?

1. Een paard laat zich alleen leiden door iemand die het vertrouwt.
2. Je kunt jezelf beter leren kennen door om te gaan met paarden.
3. Op veel locaties in Nederland kun je leren om met paarden om te gaan.
4. Wie met paarden omgaat, moet eerlijk communiceren.

Wat is de bedoeling van de laatste alinea?

1. een advies geven
2. een nieuw gegeven inbrengen
3. een samenvatting geven
4. een waarschuwing geven

Wat is het doel van de tekst?

1. de lezer informeren
2. de lezer overtuigen
3. de lezer tot handelen aanzetten
4. de lezer waarschuwen

Welke woorden kunnen je helpen als je een vraag krijgt over het verband tussen twee alinea's?

1. werkwoorden
2. verwijswoorden
3. signaalwoorden
4. zelfstandige naamwoorden

Wat is een anekdote?

1. Een leesteken dat laat zien dat er een citaat begint.
2. Een kort, grappig verhaaltje over iets wat echt gebeurd is.
3. Een afsluiting van de tekst, waarin de schrijver een advies geeft.
4. Een korte inleiding van de tekst, waarin de schrijver zijn mening geeft.

Wat is een signaalwoord van een redengevend tekstverband?

1. want
2. echter
3. daarentegen
4. bovendien

Wat is GEEN signaalwoord van een opsommend tekstverband?

1. bovendien
2. daarnaast
3. niet alleen...maar ook
4. al met al

Wat wordt er bedoeld met de hoofdgedachte van een tekst?

1. De mening van de schrijver.
2. Een samenvatting van de tekst in één zin.
3. Het antwoord op de vraag: 'Waar gaat de tekst over?'.
4. De belangrijkste functie van de inleiding.

Wat is de juiste manier om een zin te citeren?

1. Bij veel open vragen moet je een zin citeren. (r. 8-9)
2. "Bij veel open .... " (r. 8-9)
3. "Bij veel open vragen moet je een zin citeren (r. 8-9)."
4. "Bij veel open vragen moet je een zin citeren." (r. 8-9)

Welke woorden helpen je bij het bepalen van het doel van een advertentietekst?

1. werkwoorden in de gebiedende wijs
2. signaalwoorden van een voorbeeldgevend tekstverband
3. bijvoeglijke naamwoorden die een versterking aangeven
4. zelfstandige naamwoorden die verwijzen naar de afbeelding

Welke schrijfopdracht kun je NIET op het examen tegenkomen?

1. artikel
2. recensie
3. zakelijke brief
4. zakelijke e-mail

Welke voorbeeldzin voor de zakelijke brief/ zakelijke e-mail is juist?

1. Mijn naam is Jan Stemerdink, ik zit in klas 4 van Mavo aan Zee.
2. Mijn naam is Jan Stemerdink en ik zit in klas 4 van Mavo aan Zee.
3. Mijn naam is Jan Stemerdink, ik zit in klas 4 van de Mavo aan Zee.
4. Mijn naam is Jan Stemerdink en ik zit in klas 4 van de Mavo aan Zee.

Welke bewering is juist?

1. Na 'Betreft:' noteer je het onderwerp van de brief, met een kleine letter.
2. Na 'Betreft:' noteer je het onderwerp van de brief, met een hoofdletter.
3. Je begint de inleiding van de brief met een kleine letter.
4. De letters van jouw postcode schrijf je met kleine letters.

Welke voorbeeldzin is juist?

1. Ik schrijf deze brief na aanleiding van een opdracht voor school.
2. Ik schrijf deze brief, omdat ik na aanleiding van school een opdracht moet doen.
3. Ik schrijf deze brief naar aanleiding van een opdracht voor school.
4. Ik schrijf deze brief, omdat ik naar aanleiding van school een opdracht moet doen.

Welke voorbeeldzin is juist?

1. Zou u om 13 uur bij ons op school kunnen zijn voor het interview?
2. Zou u om 13.00 u. bij ons op school kunnen zijn voor het interview?
3. Zou u om 13.00 uur bij ons op school kunnen zijn voor het interview?
4. Zou u om 1 uur bij ons op school kunnen zijn voor het interview?

Wat moet je NIET doen bij de schrijfopdracht?

1. De zinnen kort en simpel houden.
2. Woorden afbreken aan het einde van de regel.
3. Witregels tussen de inleiding, de kern en het slot plaatsen.
4. Getallen in woorden uitschrijven.

In welke zin is de komma NIET juist gebruikt?

1. Als het mogelijk is, zou ik graag een interview bij u afnemen.
2. Ik schrijf deze brief, omdat ik voor school een interview bij iemand moet afnemen.
3. Ik moet voor school een interview bij iemand afnemen, en daarom stuur ik u deze brief.
4. De vragen die ik voor het interview heb bedacht, zou ik graag aan u willen stellen.

Wat is NIET toegestaan bij het examen?

1. woordenboek
2. pennen
3. markeerstiften
4. Tipp-Ex

Welk punt valt er bij de schrijfopdracht NIET onder 'taalgebruik'?

1. conventies
2. spelling
3. formulering
4. interpunctie

Hoeveel punten kun je maximaal behalen voor taalgebruik bij de schrijfopdracht?

1. 2
2. 5
3. 6
4. 10

De schrijver kan een tekst afsluiten door
een aanbeveling te doen.

Wat betekent het woord aanbeveling?

1. advies geven
2. een bevel geven
3. een conclusie geven
4. een antwoord op de vraag geven

Het doel van de tekst is informatie geven.

Wat betekent informatie geven?

1. dat je het doel van de tekst uitlegt
2. dingen vertellen waardoor je meer over iets te weten komt
3. een uitspraak doen
4. een anekdote geven

In alinea 8 staan voorbeelden bij het onderwerp.

Wat betekent het woord voorbeelden?

1. iets noemen om iets samen te vatten
2. iets noemen om de alinea aan te vullen
3. iets noemen om iets beter uit te leggen
4. iets noemen om een tekstverband te kunnen gebruiken

In alinea 6 staat een voorwaarde voor het verminderen van het aantal ongelukken.

Wat betekent het woord voorwaarde?

1. iets wat gebeurd, nadat...
2. iets wat eerst moet gebeuren, voordat...
3. iets wat gebeurd is
4. iets wat gebeurd is, omdat....

De schrijver wil de lezen waarschuwen voor te veel eten.

Wat betekent het woord waarschuwen?

1. wijzen op een gevaar of een nadeel
2. wijzen op wat de lezen moet gaan doen
3. wijzen op hoe de lezer moet handelen
4. wijzen op wat de oorzaak is

Welke zin geeft de hoofdgedachte van de zin weer?

Wat betekent weergeven?

1. uitleggen
2. omschrijven
3. verduidelijken
4. beschrijven

Alinea8 weerlegt het gestelde in alinea 7.

Wat betekent het woord weerlegt?

1. (met argumenten) aantonen dat het klopt
2. (met argumenten) hetzelfde aantonen
3. (met argumenten) aantonen dat het niet klopt
4. (met argumenten) het gestelde in alinea 7 uitleggen

Aan het werk!

Werk verder aan het voorbeeldexamen vanaf pagina 24 van de examenreader.

Je kunt vooraf nog de theorie (pagina 1 t/m 22) doorlezen.