1 H/V Unit 3 Much / Many / A lot of

1 / 32
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havo, vwoLeerjaar 1,2

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Today's word = quantifiers
Kwantie watttt?!
(Kwontiefaaiers!)
to quantify (verb) = hoeveelheid aangeven 
Quantity (noun) = hoeveelheid
Quantifiers zijn woorden die een hoeveelheid aangeven

Slide 2 - Slide

Today's  goal:

Je weet welke Engelse 3 quantifiers gebruikt woorden om 'veel' aan te geven
Je begrijpt wanneer je welke quantifier gebruikt 

Slide 3 - Slide

Aan het einde van de les:

Hebben we huiswerk van vandaag besproken
Hebben we quantifiers geoefend in lesson up 
Hebben we een enquete ingevuld om de juf te helpen 

Slide 4 - Slide

Today's homework
WB p. 28 oef 1,2,3,4 maken
Opdracht 
Open nu allemaal je work book op blz 28 
Ik ga kriskras en pijlsnel antwoorden vragen

Slide 5 - Slide

WB p. 28 Oef 1
Noem de nummers van de zinnen 
waarin het antwoord 'are' is

Slide 6 - Slide

WB p. 28 Oef 2
Noem de woorden die je in de tabel onder uncountable hebt opgeschreven

Slide 7 - Slide

WB p. 28 Oef 3
1 a   2 some    3 an    4 some

Vertel me de antwoorden van 5 t/m 7

Slide 8 - Slide

WB p. 28 Oef 4
Wie wil graag de dialoog hardop voorlezen?
Dad? Alex? 
De rest luistert en controleert

Slide 9 - Slide

Welke Engelse woorden
ken je die 'veel' betekenen?

Slide 10 - Mind map

Welke woorden kun je gebruiken om VEEL te zeggen in het Engels?
A
a lot of
B
much
C
many
D
alle bovenstaande antwoorden

Slide 11 - Quiz

Wanneer gebruik je much?
much = enkelvoud of ontelbaar
 bij uncountable nouns

 much time
much homework
much coffee
much love 



Slide 12 - Slide

Wanneer gebruik je many?
many = meervoud of telbaar
bij countable nouns
 
many children
many birds
many subjects
many stories

Slide 13 - Slide

Wanneer gebruik je a lot of / lots of?
In bevestigende zinnen (+)  
Uncountable EN countable!

We paid a lot of money for this.
                   I have lots of friends.
I have a lot of homework. 
I have lots of homework. 

A

Slide 14 - Slide

Much, many, a lot/lots of stappenplan

Stap 1 : Kijk naar het woord wat áchter much/many staat
Stap 2 : Kun je dit woord tellen/ in meervoud zetten of juist niet?
Stap 3 : Telbaar --> many / niet telbaar --> much

Slide 15 - Slide

Let's practice!

Slide 16 - Slide

Choose: much - many - a lot of?

There aren't ... people here.
A
much
B
many
C
a lot of

Slide 17 - Quiz

Choose from: much – many

I have ...... euros in my wallet
A
much
B
many

Slide 18 - Quiz

Do you drink (a lot of / much / many) water?
A
a lot of
B
much
C
many

Slide 19 - Quiz

Much, Many, A lot of?
I have ... close friends.
A
Much
B
Many
C
A lot of

Slide 20 - Quiz

Much/many/a lot of
Do you drink .... tea?
A
Much
B
Many
C
A lot of

Slide 21 - Quiz

Stap 1 : Kijk naar het woord wat áchter much/many staat
Stap 2 : Kun je dit woord tellen of juist niet?
Stap 3 : Telbaar -->  many          niet telbaar --> much

I don't have much / many time for sports this week. 
Does this shop has much / many products? 
John doesn’t always have much / many books in his bag.
How much / many homework have you got?
MUCH
MUCH
MANY
MANY

Slide 22 - Drag question

a lot of
a little
much
much
many
many

Slide 23 - Drag question

Leg aan mij uit:
Wanneer gebruik je much/many & a lot/lots of?
Welke vragen heb je nog?

Slide 24 - Open question

Ga naar Magister woe 8 feb uur 2 Engels 
Zoek de link computer game over 's/'
in het huiswerk
Oefen met oortjes in/geluid uit
10 minuten
Klaar? Kom werkblad halen

Slide 25 - Slide

Willen jullie de enquete invullen?
Waarom: om jullie beter les te kunnen geven
Duurt: 2-5 minuten
Wat: code scannen en vragen beantwoorden 
Hoe: eerlijk en opbouwend
Resultaat: telt mee in mijn beoordeling


Slide 26 - Slide

Open your study books on p. 33

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Stap 1 : Kijk of er not / n’t / ? in de zin staat
Stap 2 : NEE --> gebruik a lot of
                 JA  --.> gebruik much / many
Stap 4 : Kijk naar het woord achter de ………….. staat
Stap 5 : Telbaar -->  many    niet telbaar --> much

1 . How ……………… money would you like?
2.   Anna has ………………………nice clothes
3.  I don’t eat …………………………… apples. 
4.  My father has …………………… work to do.
MUCH
MANY
A LOT OF
A LOT OF

Slide 30 - Drag question

Step 1 :      Look at the word that follows much/many 
Step 2 :     Can you count this word?
Stap 3 :     Yes -->  many          No --> much

I don't have much / many time for sports this week. 
Does this shop has much / many products? 
John doesn’t always have much / many books in his bag.
How much / many homework have you got?
MUCH
MUCH
MANY
MANY

Slide 31 - Drag question

a lot of
a little
a few
much
much
many
many

Slide 32 - Drag question