5H werkwijzen

5H werkwijzen
Deze les
Vergelijken van verschijnselen
Relaties leggen tussen verschijnselen of gebieden
Verschijnselen of gebieden bekijken vanuit verschillende dimensies

1 / 45
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

5H werkwijzen
Deze les
Vergelijken van verschijnselen
Relaties leggen tussen verschijnselen of gebieden
Verschijnselen of gebieden bekijken vanuit verschillende dimensies

Slide 1 - Slide

Vergelijken van verschijnselen

Je vergelijkt een verschijnsel in het ene gebied met hetzelfde verschijnsel in het andere gebied. 

→ Hoe verschilt het toerisme in Spanje met dat van Zwitserland?

Slide 2 - Slide

Relaties leggen tussen verschijnselen of gebieden


Bij het leggen van relaties tussen verschijnselen of gebieden zoek je naar samenhang, ofwel interne en externe relaties. Wat is bijvoorbeeld het verband tussen de renovatie van grote musea, de bezoekersstromen, het aantal overnachtingen en de toeristenbestedingen in Amsterdam? 
Dit zijn vaak oorzaakgevolg vragen.

Slide 3 - Slide

Verschillende dimensies
Demografisch: Bevolkingskenmerken
Economisch: Inkomen, werkgelegenheid.
Fysisch: Natuurlijke omgeving
Sociaal-cultureel: taal, religie, kunst en gewoonten.
Politiek: Politieke invloed van overheden en belangengroepen.

Slide 4 - Slide

Geef twee oorzaken waardoor de ligging van Burkina Faso in de huidige
globaliserende wereld minder gunstig is dan de ligging van Vietnam.
A
Vergelijken
B
Relaties leggen
C
Dimensies
D
Allen niet

Slide 5 - Quiz

Geef drie redenen waarom in Afrika de laatste decennia veel bos gekapt is.
- één reden vanuit de economische dimensie;
- één reden vanuit de politieke dimensie;
- één reden vanuit de sociaal-culturele dimensie.
A
Vergelijken
B
Relaties leggen
C
Dimensies
D
Allen niet

Slide 6 - Quiz

Geef aan
 welk klimaat het gebied ten westen van de Sierra Nevada heeft en welk klimaat het gebied ten oosten van de Sierra Nevada heeft;
 waardoor dit verschil in klimaat ontstaat.
A
Vergelijken
B
Relaties leggen
C
Dimensies
D
Allen niet

Slide 7 - Quiz

De afgelopen eeuw heeft het veranderde bodemgebruik in Nederland geleid tot een onregelmatiger regiem van de grote rivieren.
A
Vergelijken
B
Relaties leggen
C
Dimensies
D
Allen niet

Slide 8 - Quiz

Geef aan door welke vorm van erosie dit afgevlakte landschap met brede dalen is ontstaan.
A
Vergelijken
B
Relaties leggen
C
Dimensies
D
Allen niet

Slide 9 - Quiz

Geef eerst een reden waarom de vleesconsumptie mondiaal toeneemt.
Beredeneer vervolgens dat een toename van de mondiale
vleesconsumptie kan leiden tot een afname van de biodiversiteit in Brazilië.
A
Vergelijken
B
Relaties leggen
C
Dimensies
D
Allen niet

Slide 10 - Quiz

Geef vanuit twee verschillende dimensies een reden waarom de uitgangspositie van Botswana om zich economisch te ontwikkelen eigenlijk ongunstig is.
A
Vergelijken
B
Relaties leggen
C
Dimensies
D
Allen niet

Slide 11 - Quiz

Geef twee redenen waarom het in Brazilië moeilijk is om tot good governance te komen.
A
Vergelijken
B
Relaties leggen
C
Dimensies
D
Allen niet

Slide 12 - Quiz

Geef de functie die het IJsselmeergebied en de Zuidwestelijke delta steeds vaker zullen vervullen
 in de wintermaanden;
 in de zomermaanden.
A
Vergelijken
B
Relaties leggen
C
Dimensies
D
Allen niet

Slide 13 - Quiz

De Rio Negro voert in de periode juni-augustus het meeste water af.
--> Leg dit uit aan de hand van de ligging van luchtdrukgebieden.
Je uitleg moet een oorzaak-gevolgrelatie bevatten.
A
Vergelijken
B
Relaties leggen
C
Dimensies
D
Allen niet

Slide 14 - Quiz

De Rapavallei is ontstaan door verschillende vormen van erosie.
--> Geef aan welke vorm van erosie het dal zo breed heeft gemaakt.
A
Vergelijken
B
Relaties leggen
C
Dimensies
D
Allen niet

Slide 15 - Quiz

Geef aan:
 welke twee klimaten vóórkomen in het noorden van Zweden;
 door welke geofactor het verschil tussen deze twee klimaten ontstaat;
A
Vergelijken
B
Relaties leggen
C
Dimensies
D
Allen niet

Slide 16 - Quiz

Geef twee fysisch-geografische oorzaken waardoor in de Amazone zelf
geen stuwdammen zijn aangelegd.
A
Vergelijken
B
Relaties leggen
C
Dimensies
D
Allen niet

Slide 17 - Quiz

Wat is er extreem belangrijk in je antwoord als je een vraag maakt waarbij je moet "vergelijken"

Slide 18 - Open question

Bij "vergelijken"
A
Ga je altijd in op beide zaken die je vergelijkt.
B
Ga je altijd in op beide zaken die je vergelijkt.
C
Ga je altijd in op beide zaken die je vergelijkt.
D
Ga je altijd in op beide zaken die je vergelijkt.

Slide 19 - Quiz

Wat is er extreem belangrijk in je antwoord als je een vraag maakt waarbij je "Relaties moet leggen"

Slide 20 - Open question

Bij "relaties leggen"
A
Geef je een O, V, G. Zo mis je niets.
B
Geef je een O, V, G. Zo mis je niets.
C
Geef je een O, V, G. Zo mis je niets.
D
Geef je een O, V, G. Zo mis je niets.

Slide 21 - Quiz

Wat is er extreem belangrijk bij de "aardrijkskundige dimensies"

Slide 22 - Open question

Bij "dimensies" is het belangrijk
A
Dat ik ze uit mijn hoofd ken
B
Dat ik ze uit mijn hoofd ken
C
Dat ik ze uit mijn hoofd ken
D
Dat ik ze uit mijn hoofd ken

Slide 23 - Quiz

5H werkwijzen
Deze les
Verschijnselen en gebieden plaatsen in hun geografische context
Veranderen van ruimtelijk schaalniveau
Redeneren vanuit het algemene of vanuit het bijzondere

Slide 24 - Slide

Verschijnselen en gebieden plaatsen in hun geografische context

Gebieden en verschijnselen maken deel uit van een groter geheel. 

Dit zijn vaak inzichtvragen waarbij je er echt iets bij moet halen. Denk hierbij out of the box, maar wel altijd geografisch. 

vb. Waarom zit een hoofdkantoor graag in Amsterdam?

Slide 25 - Slide

Veranderen van ruimtelijk schaalniveau

Veelgebruikte ruimtelijke schalen zijn:
Mondiaal niveau: de wereld
Continentaal niveau: werelddeel
Nationaal niveau: landelijk
Regionaal niveau: provincie, streek (let op!) of landsdeel
Lokaal niveau: plaatselijk
Fluviaal niveau: stroomgebied van een rivier


Slide 26 - Slide

Redeneren vanuit het algemene of vanuit het bijzondere

Algemene zaken gaan vaak over aardrijkskundige principes. 
Vb: Hoe verder van de evenaar hoe kouder

Aardrijkskundige vragen gaan vaak over uitzonderingen, over het bijzondere. Met aardrijkskundig inzicht en het bestuderen van eventuele bronnen en kaarten zijn de volgende vragen best op te lossen.

Voorbeeld: Waarom vriest de haven van Hammerfest niet dicht?

Slide 27 - Slide

Geef twee redenen waarom het in Brazilië moeilijk is om tot good governance te komen.
A
Iets in context plaatsen
B
Schaalniveau
C
Algemeen en bijzonder
D
Allen niet

Slide 28 - Quiz

Geef aan dat deze kaart:
- Een centrum-periferiepatroon laat zien;
- Niet gebruikt kan worden om de ruimtelijke afwenteling van centrumlanden op perifere landen aan te tonen.
A
Iets in context plaatsen
B
Schaalniveau
C
Algemeen en bijzonder
D
Allen niet

Slide 29 - Quiz

Geef de functie die het IJsselmeergebied en de Zuidwestelijke delta steeds vaker zullen vervullen
 in de wintermaanden;
 in de zomermaanden.
A
Iets in context plaatsen
B
Schaalniveau
C
Algemeen en bijzonder
D
Allen niet

Slide 30 - Quiz

Stelling: de Noord/Zuidlijn heeft de woonomgeving voor de bewoners van het centrum van Amsterdam verbeterd.
Geef
 een argument voor deze stelling;
 een argument tegen deze stelling.
A
Iets in context plaatsen
B
Schaalniveau
C
Algemeen en bijzonder
D
Allen niet

Slide 31 - Quiz

De omschrijvingen a, b en c in bron 19 horen bij: De Rijkswaterstaat, Tweede Deltacommissie en waterschap
--> Schrijf achter elke letter de juiste overheidsinstantie en het hoogste schaalniveau van deze instantie.
A
Iets in context plaatsen
B
Schaalniveau
C
Algemeen en bijzonder
D
Allen niet

Slide 32 - Quiz

Dijkverzwaringen worden zo veel mogelijk binnendijks gedaan en niet in de uiterwaarden.
--> Geef de reden waarom dijkverzwaringen zo veel mogelijk binnendijks worden gedaan.
A
Iets in context plaatsen
B
Schaalniveau
C
Algemeen en bijzonder
D
Allen niet

Slide 33 - Quiz

Bij een doorbraak van de rivierdijk bij Rotterdam-Alexanderpolder zal het mogelijke aantal dodelijke slachtoffers in Zoetermeer, ondanks het grote
inwoneraantal, relatief laag zijn.
--> Leg dit uit.
A
Iets in context plaatsen
B
Schaalniveau
C
Algemeen en bijzonder
D
Allen niet

Slide 34 - Quiz

In een van de BRIC-landen is de ontwikkeling in bosgebied tegengesteld aan de andere drie BRIC-landen.

Welk BRIC-land is dit?
A
Iets in context plaatsen
B
Schaalniveau
C
Algemeen en bijzonder
D
Allen niet

Slide 35 - Quiz

De kortste route van Lissabon naar Kaapstad gaat langs de zuidwestkust van Afrika. Toch kiezen de zeilers voor de langere, maar snellere route langs de kust van Zuid-Amerika.
--> Geef de oorzaak waardoor de route langs de kust van Zuid-Amerika sneller is dan de route langs de ZWkust van Afrika.
A
Iets in context plaatsen
B
Schaalniveau
C
Algemeen en bijzonder
D
Allen niet

Slide 36 - Quiz

Geef twee oorzaken van de lage prijs van het veevoer in de deelstaat Mato Grosso.
A
Iets in context plaatsen
B
Schaalniveau
C
Algemeen en bijzonder
D
Allen niet

Slide 37 - Quiz

In Nederland vindt diffusie van de Indiase cultuur vooral op regionaal schaalniveau plaats.
--> Beredeneer dit.
A
Iets in context plaatsen
B
Schaalniveau
C
Algemeen en bijzonder
D
Allen niet

Slide 38 - Quiz

Geef twee fysisch-geografische oorzaken waardoor in de Amazone zelf
geen stuwdammen zijn aangelegd.
A
Iets in context plaatsen
B
Schaalniveau
C
Algemeen en bijzonder
D
Allen niet

Slide 39 - Quiz

Wat is er extreem belangrijk in je antwoord als je een vraag maakt waarbij je "in context moet plaatsen"

Slide 40 - Open question

Bij vragen waarbij je iets in een "context" moet plaatsen:
A
Denk ik super AK-erig na over de situatie
B
Denk ik super AK-erig na over de situatie
C
Denk ik super AK-erig na over de situatie
D
Denk ik super AK-erig na over de situatie

Slide 41 - Quiz

Wat is er belangrijk in je antwoord als je een vraag maakt over het "algemene en het bijzondere "

Slide 42 - Open question

Bij vragen die gaan over het algemene en bijzondere
A
Bedenk ik wat de regel en de uitzondering is
B
Bedenk ik wat de regel en de uitzondering is
C
Bedenk ik wat de regel en de uitzondering is
D
Bedenk ik wat de regel en de uitzondering is

Slide 43 - Quiz

Wat is er extreem belangrijk als je een vraag maakt met "schaalniveaus"

Slide 44 - Open question

Bij "schaalniveaus" is het belangrijk
A
Dat ik ze uit mijn hoofd ken
B
Dat ik ze uit mijn hoofd ken
C
Dat ik ze uit mijn hoofd ken
D
Dat ik ze uit mijn hoofd ken

Slide 45 - Quiz