Examentraining vaardigheden 5 havo/6vwo

Examen Aardrijkskunde 
Vaardigheden
1 / 52
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 52 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Examen Aardrijkskunde 
Vaardigheden

Slide 1 - Slide

Oefenen met domein A 
Vaardigheden

Slide 2 - Slide

Algemene tips
  • Kijk het examen eerst rustig door om een beeld te krijgen 
  • Weet je een vraag niet/duurt het te lang, overslaan en ruimte open laten (examen moet in juiste volgorde gemaakt worden! 
  • Bekijk niet alleen de bron, let ook op titel, gebied, jaar, soort cijfers etc 
  • Gebruik de kaarten goed!

Slide 3 - Slide

Welke dimensies hadden we ook alweer?

Slide 4 - Mind map

DIMENSIE
=
INVALSHOEK
  • fysische geografische dimensie
  • politieke dimensie
  • economische dimensie
  • demografische dimensie
  • sociaal-culturele dimensie
  • (ecologische dimensie)
  • (historische dimensie)

Slide 5 - Slide

Wanneer is het CE HAVO aardrijkskunde 1e tijdvak eigenlijk?
A
dinsdag 23 mei van 9.00-12.00uur
B
vrijdag 26 mei mei van 9.00-12.00uur
C
donderdag 25 mei van 13.30-16.30 uur
D
vrijdag 26 mei van 13.30-16.30 uur

Slide 6 - Quiz

Begrippen en theoriëen
Niet uit je hoofd leren, wel betekenis kennen en kunnen toepassen, bijvoorbeeld:
  • demografisch transitiemodel
  • het centrum-periferiemodel
  • Push-pullmodel 
  • het klimaatsysteem van Köppen 

Slide 7 - Slide

Vraag begrippen en theoriëen
De bevolkingsontwikkeling van Japan en die van Nederland vertonen grote overeenkomsten. Beide landen bevinden zich in dezelfde fase van het demografisch transitiemodel.

Waardoor wordt deze fase gekenmerkt?
Onderbouw je antwoord voor beide landen met demografische cijfers uit de bron

Slide 8 - Slide

Antwoord
Deze fase wordt gekenmerkt door een laag geboorte- en laag sterftecijfer/een klein geboorte- of sterfteoverschot.

Nederland: geboortecijfer 11-12 ‰  sterftecijfer 9 ‰
Japan: geboortecijfer 9-10 ‰ sterftecijfer 8-9 ‰

Slide 9 - Slide

Geografische werkwijzen
  • verschijnselen en gebieden vergelijken in tijd en ruimte
  • relaties leggen binnen en gebied en tussen gebieden
  • verschijnselen en gebieden vanuit verschillende dimensies beschrijven en analyseren
  • verschijnselen en gebieden in hun geografische context plaatsen
  • verschijnselen en gebieden op verschillende ruimtelijke schaal beschrijven  en analyseren
  • verschijnselen en gebieden beschrijven en analyseren door relaties te leggen tussen het bijzondere en het algemene

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Vraag 1: verschijnselen en gebieden vergelijken 
in tijd en ruimte
De mate van verstedelijking en de grootte van steden verschillen sterk tussen werelddelen.

Geef voor elke uitspraak aan of die juist of onjuist is.
 
I. In Afrika woonde in 2018 meer dan de helft van de bevolking in landelijk gebied

II. In 2030 zal het absolute aantal inwoners in Oceanië dat in stedelijk gebied woont, groter zijn dan in Europa

III. Het percentage inwoners dat in steden woont met meer dan 1 miljoen inwoners zal tussen 2018 en 2030 in Azië het meest toenemen



 Tekst

Slide 12 - Slide

Antwoord
I. In Afrika woonde in 2018 meer dan de helft van de bevolking in landelijk gebied --> juist
II. In 2030 zal het absolute aantal inwoners in Oceanië dat in stedelijk gebied woont, groter zijn dan in Europa --> onjuist
III. Het percentage inwoners dat in steden woont met meer dan 1 miljoen inwoners zal tussen 2018 en 2030 in Azië het meest toenemen --> onjuist


Slide 13 - Slide

Vraag 2: relaties leggen binnen en gebied en tussen gebieden
In de bovenloop van het stroomgebied van de Maas streeft men ernaar meer water vast te houden om overstroming van de Maas in Nederland te voorkomen.

Geef twee maatregelen die Frankrijk en België daarvoor kunnen nemen.

Slide 14 - Slide

Antwoord
Voorbeelden van juiste antwoorden zijn:
1 aanleg van stuwen
2 in (woon)gebieden het water (weer) laten infiltreren in de bodem of voorbeelden daarvan
3(her)bebossen (van hellingen)
4 verbreden van rivierbed
5 aanleg retentiebekkens

Slide 15 - Slide

 Vraag 3: verschijnselen en gebieden vanuit verschillende dimensies beschrijven en analyseren
Gebruik bron 1.

De meeste landen met een grote muziekmarkt hebben vergelijkbare kenmerken.

Geef van deze landen

Een gemeenschappelijk demografisch kenmerk;

Een gemeenschappelijk economisch kenmerk.

Slide 16 - Slide

Antwoord
Een juist gemeenschappelijk demografisch kenmerk is: in het algemeen zijn het landen met veel inwoners 1p

Een juist gemeenschappelijk economisch kenmerk is: in het algemeen zijn het economisch sterke / welvarende landen 1p

Slide 17 - Slide

 Vraag 4: verschijnselen en gebieden in hun 
geografische context plaatsen
Hiertoe hoort het wisselen van analyseniveau. Op wereldniveau hoort Nederland tot de dichtbevolkte landen en ook op Europees niveau is dat het geval. Maar op nationaal niveau zijn er grote verschillen tussen de provincies en op lokaal niveau worden de verschillen nog groter. Je komt daar gebieden tegen met extreem hoge bevolkingsdichtheden, maar ook gebieden die vrijwel onbewoond zijn.

Slide 18 - Slide

 Vraag 4: verschijnselen en gebieden in hun 
geografische context plaatsen

Slide 19 - Slide

 Vraag 4: verschijnselen en gebieden in hun 
geografische context plaatsen
Gebruik de bronnen 4 en 5 en het kaartenkatern. (klik hier voor het kaartenkatern)

Indiase migranten vestigen zich in Nederland vooral in vier gemeenten.
Geef:

- met bron 5 aan in welke vorm van dienstverlening de meeste Indiase migranten in Nederland werkzaam zijn;

- voor Indiase migranten een pull-factor van deze gemeenten vanuit sociaal-cultureel oogpunt

Slide 20 - Slide

Antwoord
Zakelijke dienstverlening / ICT

1p
Sociaal-culturele pull-factor: in deze gemeenten wonen al veel Indiërs / zijn Indiase sportclubs en/of eetgelegenheden te vinden
1p

Slide 21 - Slide

Geografische Problemen & Schaalniveaus
  1. mondiaal = wereldwijd,
    bijv. klimaatverandering
  2. continentaal = continent, 
  3. fluviaal = over het stroomgebied van een rivier
  4. nationaal = landelijk, bijv. rivierbeleid ruimte voor rivier
  5. regionaal = streek / gebied,
    bijv. aanwijzen noodoverloopgebied
  6. lokaal = plaatselijk,
    bijv. welk dijkvak moet sterker  worden?

Slide 22 - Slide

Vraag 5: verschijnselen en gebieden op verschillende ruimtelijke schaal beschrijven en analyseren

Slide 23 - Slide

Vraag 5: verschijnselen en gebieden op verschillende ruimtelijke schaal beschrijven en analyseren
LEGO heeft in de steden München, Los Angeles en Tokyo luisterposten gevestigd. Deze zijn zowel op mondiale als op continentale als op nationale schaal gunstig gevestigd.
Noteer deze drie schaalniveaus.

Geef voor elk schaalniveau aan waarom deze luisterposten gunstig gevestigd zijn.

Slide 24 - Slide

Antwoord
Mondiale schaal: de luisterposten zijn gevestigd in de drie gebieden die samen de triade vormen / in de drie belangrijkste centrumgebieden van de wereld (Noord-Amerika, West-Europa en Oost-Azië) 1p
Continentale schaal: de luisterposten zijn gevestigd in de economisch sterkste landen van de centrumgebieden / in de triade (Verenigde Staten, Duitsland en Japan) 1p
Nationale schaal: de luisterposten zijn gevestigd in de (trendsettende) centrumsteden (München, Los Angeles en Tokyo) van de economisch sterkste landen 1p

Slide 25 - Slide

Vraag 6: verschijnselen en gebieden beschrijven en analyseren door relaties te leggen tussen het bijzondere en het algemene

Slide 26 - Slide

Vraag 6: verschijnselen en gebieden beschrijven en analyseren door relaties te leggen tussen het bijzondere en het algemene
Gebruik bron 1.
In 2015 kocht Inditex voor 300 miljoen dollar een gebouw in het centrum van New York om er een Zarawinkel te openen. Ondanks de koopkrachtige bevolking en het grote aantal toeristen in New York, is deze winkel nauwelijks winstgevend.

Beredeneer met bron 1 waarom Inditex toch besloot juist in het centrum van New York deze winkel te openen.

Slide 27 - Slide

Antwoord
Inditex is een bedrijf dat snel inspeelt op nieuwe trends / dat trendsettend wil zijn 1p

en het centrum van (de wereldstad) New York is bij uitstek de plek waar de nieuwste trends worden neergezet / gepresenteerd 1p

Slide 28 - Slide

Algemeen stappenplan
  1. Schrijf alles wat je moet onthouden en nog uit je hoofd weet, meteen op een kladblaadje (dimensies, schaalniveaus, windrichtingen etc.) Dat hoef je nu niet meer te onthouden.
  2. Check hoeveel punten de vraag waard is
  3. Lees vraag, onderstreep, markeer de belangrijke woorden
  4. Lees bron, onderstreep/markeer belangrijke woorden/zinnen)
  5. Herhaal de vraag in je antwoord
  6. Controleer of je volledig antwoord hebt gegeven op de vraag)

Slide 29 - Slide

Soorten vragen en scorepunten
Het examen bestaat uit open vragen. Bij iedere vraag  staat het aantal scorepunten dat je kunt verdienen. Bij vragen met 2 of 3 scorepunten (meerpuntsvragen) moet je antwoord altijd meer dan één antwoordelement bevatten. 

Een examenvraag kan uit twee deelvragen bestaan, maar deze deelvragen hoeven niet met a) en b) aangegeven te zijn. Let er dus goed op dat je beide deelvragen beantwoordt en dat je niets overslaat.

Slide 30 - Slide

voorbeeldvraag
Welke groep migranten uit de bron past het beste in het mondiale patroon van zuid-noordmigratie?

Met welke twee transnationale activiteiten uit de bron kun je dit duidelijk maken?

Slide 31 - Slide

Standaardformuleringen
Geef
Geef aan
Leg uit
Beredeneer
Beschrijf
Beargumenteer
Verklaar

}
zelfde strategie

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Slide

"Leg uit"-vraag
Bij een "leg uit"-vraag moet je altijd zowel oorzaak als gevolg geven. Noem eerst de oorzaak en beschrijf vervolgens het gevolg.

Leg uit hoe de opheffing van het Colorado Plateau heeft geleid tot de vorming van de Grand Canyon.

Slide 35 - Slide

"Leg uit"- antwoord
Het verhang van de Colorado werd groter/de stroomsnelheid van de rivier nam toe (=oorzaak) waardoor deze zich ging insnijden in het plateau (= gevolg).

Slide 36 - Slide

"Verklaar"-vraag
Bij een 'verklaar'-vraag beschrijf je eerst een situatie en vervolgens verklaar je die situatie met een algemene regel.

Beschrijf het spreidingspatroon van de bevolking in Japan. (=situatie beschrijven).
Wat is de fysisch geografische oorzaak van dit spreidingspatroon? (= verklaren mbv een algemene regel).

Slide 37 - Slide

'Verklaar'- antwoord
De kuststrook van Japan is dichter bevolkt dan het binnenland (=situatie beschrijven). Dit wordt veroorzaakt door de aanwezigheid van veel bergen in het binnenland (= verklaren met behulp van een algemene regel).

Slide 38 - Slide

Soorten verklaringen
Fysisch-geografisch (natuurlijke factoren)
weer
klimaat
bodem
reliëf
geologie
ligging

economie (bnp, eco. groei, werkgelegenheid etc.)

demografie(bevolkingssamenstelling

Slide 39 - Slide

Soorten verklaringen
Sociaal-geografisch
economie (bnp, ec. groei, werkgelegenheid etc.)
demografie (steftecijfer, bevolkingssamenstelling, bevolkingsgroei, migratie etc.)
cultuur (waarden en normen, religie, taal, culturele conflictgebieden)
politiek (ruimtelijk beleid, belangentegestellingen, staatsvorm)

Slide 40 - Slide

'Beredeneer'-vraag
Bij een 'beredeneer'-vraag geef je in je antwoord stapsgewijs een denkproces weer. Een redenering bevat een vergelijking en een gevolg/conclusie.
Op foto C staan oude woningen (flats) en nieuwe woningen (laagbouw). Beredeneer voor één van deze soorten woningen hoe kenmerken van deze woningen de sociale veiligheid in de wijk beïnvloeden.

Slide 41 - Slide

'Beredeneer'-antwoord
De oude woningen(flats) hebben gemeenschappelijke entrees/trappenhuizen met als gevolg dat daar weinig toezicht/weinig sociale controle is.

óf
De nieuwe woningen staan aan de straat waardoor er  meer zicht is op wat er op straat gebeurt/meer sociale controle.

Slide 42 - Slide

Slide 43 - Slide

Geen atlas --> 
Losse kaartbladen

Slide 44 - Slide

Slide 45 - Slide

Slide 46 - Slide

Slide 47 - Slide

Slide 48 - Slide

Slide 49 - Slide

Slide 50 - Slide

Slide 51 - Slide

Slide 52 - Slide