This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Paragraaf 5.4
Zonder werk
Slide 1 - Slide
Lesdoel
wanneer is iemand werkloos
wat is en wat doet het UWV
welke verschillende soorten werkloosheid zijn er
Slide 2 - Slide
Lesdoel
wanneer is iemand werkloos
Slide 3 - Slide
Werkloos
Je bent werkloos als je graag wilt werken maar geen werk hebt.
tussen de 15 jaar en de pensioenleeftijd bent en
geen baan hebt en
actief op zoek bent naar werk.
Slide 4 - Slide
Ontslag
Ontslag = het beëindigen van een arbeidsovereenkomst
- Je kunt ontslag nemen of krijgen
- Als je ontslag neemt, heb je te maken met een opzegtermijn(=tijd tussen ontslag nemen en einddatum)
Slide 5 - Slide
Lesdoel
wat is en wat doet het UWV
Slide 6 - Slide
UWV
1. Geregistreerde werkloosheid = ingeschreven bij UWV én op zoek zijn naar minimaal 12 uur werk per week 2. Verborgen werkloosheid = niet ingeschreven bij UWV
Als vermindering van de koopkracht leidt tot een daling van de vraag naar goederen en diensten, ontstaat er conjuncturele werkloosheid.
Slide 11 - Slide
Conjucturele werkloosheid
Voorbeeld:
Het leven is al duur genoeg dus de mensen gaan minder naar de bioscoop. Hierdoor verkoopt Pathé minder kaartjes. Pathé heeft dan minder mensen in dienst nodig. Zo ontstaat conjuncturele werkloosheid.
Slide 12 - Slide
Structurele werkloosheid
Deze werkloosheid wordt veroorzaakt door veranderingen aan de aanbodkant van de economie. Is dit het geval, dan spreek je van structurele werkloosheid.
Voorbeelden: door technologie of door verplaatsen van productie naar het buitenland of als de werkzoekenden niet de geschikte opleiding hebben voor de banen die er zijn.
Slide 13 - Slide
Structurele werkloosheid
Voorbeeld:
Doordat we Netflix, Videoland en Disney chanel thuis hebben, gaan we minder naar de bioscoop. Hierdoor verkoopt Pathé minder kaartjes en daardoor hebben ze minder medewerkers nodig. Zo ontstaat structurele werkloosheid
Slide 14 - Slide
Frictiewerkloosheid
Als je van school af komt of je bent ontslagen, dan heb je tijd nodig om te solliciteren naar een nieuwe baan. Dit noem je frictiewerkloosheid.
Slide 15 - Slide
Seizoenwerkloosheid
Bepaald werk kun je alleen in een bepaald deel van het jaar doen. De rest van het jaar ben je dan werkloos. Dit noem je seizoenwerkloosheid.
Voorbeelden hiervan zijn: een ijszaak, toerisme (zomer) of oogstwerk in de land- en tuinbouw
Slide 16 - Slide
Regionale werkloosheid
In sommige gebieden is er meer werkloosheid dan gemiddeld in een land. Dit noem je dan regionale werkloosheid.
Slide 17 - Slide
Samenvatting
wanneer is iemand werkloos
wat is en wat doet het UWV
welke verschillende soorten werkloosheid zijn er
Slide 18 - Slide
Aan de slag
Lees de theorie in je boek en de theorie uit Lesson up goed door.
In de Lesson up vind je extra uitleg over deze paragraaf.
Maak de vragen 38 t/m 41 en 44, 46, 47 en 49 vanaf blz 144
Maak de vragen in deze Lesson up Maak de woordenlijst 5.4 af
Slide 19 - Slide
Oefenen
Lees de extra info nog eens goed door in Lesson Up
Pak je boek erbij, check de theorie en maak de vragen.
Zoek in je boek op wat je niet weet!
Slide 20 - Slide
Wat is een juiste volledige omschrijving van het UWV Werkbedrijf?
A
Het UWV werkbedrijf adviseert bedrijven.
B
Het UWV Werkbedrijf verstrekt uitkeringen.
C
Het UWV Werkbedrijf helpt mensen bij het vinden van een baan. Als het niet lukt om een baan te vinden kan men een uitkering aanvragen .
D
Het UWV werkbedrijf neemt mensen in dienst die zelf geen werk kunnen vinden.
Slide 21 - Quiz
Welke werkloosheid is niet tijdelijk?
A
seizoenswerkloosheid
B
structurele werkloosheid
C
regionale werkloosheid
D
frictiewerkloosheid
Slide 22 - Quiz
Welke vorm van werkloosheid krijg je wanneer bedrijven zich naar het buitenland verplaatsen?
A
regionale werkloosheid
B
conjuncturele werkloosheid
C
seizoenswerkloosheid
D
structurele werkloosheid
Slide 23 - Quiz
Wanneer je een tijdje per jaar niet kunt werken noem je deze werkloosheid ...
A
structurele werkloosheid.
B
seizoenswerkloosheid.
C
verborgen werkloosheid.
D
conjuncturele werkloosheid.
Slide 24 - Quiz
Conjuncturele werkloosheid is blijvend.
A
waar
B
niet waar
Slide 25 - Quiz
Door de coronapandemie stijgt de werkloosheid. Is deze werkloosheid passend bij structurele of conjuncturele werkloosheid?
A
Conjuncturele werkloosheid
B
Structurele werkloosheid
Slide 26 - Quiz
Sanne werkt in de winter bij de schaatsbaan. 's Zomers heeft zij geen werk.
Een bedrijf in Gelderland gaat failliet. Bij het bedrijf waren 1.250 mensen werkzaam waarvan ruim 89% in een straal van 35km van het bedrijf woonde.
Mensen kopen geen videobanden meer, daardoor sluit ook de laatste fabriek die videobanden produceerd.
Na het behalen van je diploma ben je korte tijd werkloos.
Door de coronacrisis zijn veel mensen werkloos geworden.
Structurele werkloosheid
Seizoens werkloosheid
Regionale werkloosheid
Frictie werkloosheid
conjuncturele werkloosheid
Slide 27 - Drag question
Welke werkloosheid is wel tijdelijk?
A
seizoenswerkloosheid
B
structurele werkloosheid
C
regionale werkloosheid
D
conjuncturele werkloosheid
Slide 28 - Quiz
Wat betekent regionale werkloosheid?
A
Werkloosheid die niet bekend is bij UWV.
B
Dat er in een bepaald seizoen meer werkloosheid is.
C
Dat er in een bepaalde provincie meer werkloosheid is.
D
Dat er geen werk is voor bepaalde opleidingen.
Slide 29 - Quiz
Wanneer de mens wordt overgenomen door een machine is dat ... werkloosheid
A
frictie
B
structurele
C
machinale
D
conjuncturele
Slide 30 - Quiz
Wat is geregistreerde werkloosheid?
A
Als je ingeschreven staat bij het UWV.
B
Als je niet ingeschreven staat bij het UWV.
C
Als je zwart werkt.
D
Als je wit werkt.
Slide 31 - Quiz
Waar staat UWV voor?
A
Uitvoeringsinstituut WerknemersVerzekeringen
B
Uitvoeringsinstituut WerknemersVoorziening
C
Uitvoeringsinstituut
WerknemersVoorzorg
D
Uitvoeringsinstituut
WerknemersVerdiensten
Slide 32 - Quiz
Het UWV helpt bij het zoeken naar een baan en bij het aanvragen van een uitkering.