De Industriële Revolutie

• Mens & Maatschappij
• Middelbare school
• vmbo t, havo, vwo
• Leerjaar 2

Afspraken 2B

- Niet teveel uitleg

- Goed luisteren en stil zijn als iemand anders aan het woord is

- Elkaar respecteren

- Derde waarschuwing uit het lokaal

- Fluisteren tijdens samenwerken

- Lukt het niet komende week klassenopstelling

Deze les:

- Voorkennis

- Lesdoel

- Instructie

- Verwerken nieuwe lesstof

Programma periode

• 1. Milieuproblemen soorten en maten
• 2. Milieuvervuiling en aantasting
• 3. Uitputting
• 4. Versnelde broeikaseffect en koolstof kringloop
• 5. Interglacialen en glacialen
• 6. Milieuproblemen vroeger 
• 7. Industriële revolutie en gevolgen
• 8. Duurzame energie
• Toets

Lesdoel

Na deze les weet ik wat de Industriële Revolutie was en ik weet drie verschillen te benomen tussen de situatie voor en na deze revolutie.

Wat voor milieuprobleem?

 Burgers en stoommachines

Lezen bladzijde 60

Steenkool & stoommachines en nieuwe fabrieken

Industriële Revolutie

Werk

Landbouw

Wonen
Kleine dorpjes

Transport voor de Industriële Revolutie?

1. Stoomtrein
2. Paard en wagen
3. Benenwagen
4. Auto

Voor de industriële revolutie

Oude energiebronnen:

1. spierkracht
2. dierkracht
3. waterkracht
4. windkracht

Stoommachine 

Stoommachine van James Watt (1760, England)

Begin van de industriële revolutie. Niet meer werken met de hand maar met machines

De Industriële Revolutie

• Nieuwe grondstoffen en kennis
• Uitvindingen landbouw
•  Bevolkingsgroei
• Eten wordt betaalbaar
• Minder boeren nodig
• Meer fabrieken door uitvindingen stoommachines

Uitvindingen Industriële Revolutie

Fabrieken en machines

• Door de fabrieken waren meer woning nodig rond die fabrieken.
• Fabrieken komen op plekken waar mensen zijn.
• Boeren gaan steeds meer werken in fabrieken.

Steden gaan groeien!

Werk

Fabrieken

Wonen

Kleine woningen, steden

Stoomtrein

Stoomboot

Industriële revolutie 

Zelf aan de slag

Bladzijde 23-24

Opdrachten: 14, 15 en 16

Klaar? opdracht 17

Bespreken

Bladzijde 23-24

Opdrachten: 14, 15 en 16

Klaar? opdracht 17