les 13/6: tekstverbanden oefeningen

Aan het eind van deze week:
- heb je het schrijfplan van je PO af
- ben je een eind opgeschoten met de eerste versie van je recensie (let op: hij hoeft nog niet af!)
- Herhalen lezen H2 en H3: tekstverbanden en signaalwoorden 


Let op: deze les moet het schrijfplan van je recensie af zijn. 

18 juni moet de eerste versie af zijn
1 / 10
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 10 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Aan het eind van deze week:
- heb je het schrijfplan van je PO af
- ben je een eind opgeschoten met de eerste versie van je recensie (let op: hij hoeft nog niet af!)
- Herhalen lezen H2 en H3: tekstverbanden en signaalwoorden 


Let op: deze les moet het schrijfplan van je recensie af zijn. 

18 juni moet de eerste versie af zijn

Slide 1 - Slide

1. Doel-middel-verband 
Geeft aan welk middel gebruikt wordt om een bepaald doel te bereiken.

Bijbehorende signaalwoorden: 
door middel van, met behulp van, om te, opdat, zodat

Aan de hand van een paar voorbeelden hoop ik dat het jullie duidelijk wordt wat de verschillende tekstverbanden zijn. 

Slide 2 - Slide

2. Oorzakelijk verband
Laat zien waardoor iets gebeurt. Je hebt hier zelf geen invloed op. 

Bijbehorende signaalwoorden: 
doordat, daardoor, als gevolg van, dat komt door, het gevolg is, dus, dankzij, door te

Doordat de docent ziek was, snapten de leerlingen niets van verschillende tekstverbanden. 

Slide 3 - Slide

3. Redengevend verband
Geeft aan waarom iemand iets doet of vindt. Je hebt hier zelf een keuze om iets wel of niet te doen. 

Bijbehorende signaalwoorden: 
omdat, daarom, dus, want, de reden hiervoor is, vanwege

Omdat ik de tekstverbanden heel saai vind, heb ik niet goed genoeg geleerd. 




Slide 4 - Slide

4. Samenvattend
Geeft een verkorte weergave van eerder informatie in de tekst.

Bijbehorende signaalwoorden: 
al met al, kortom, met andere woorden, samengevat

Al met al was het niet zo slim om me niet goed voor te bereiden voor de toets. 

Slide 5 - Slide

5. Vergelijkend verband
Met een vergelijkend verband maakt de auteur iets duidelijk door een verschil of een overeenkomst te noemen.

Bijbehorende signaalwoorden: 
in vergelijking met, net als, als, evenals, zoals, meer/groter/beter dan, vergeleken met

Vergeleken met vorig jaar moeten we een stuk meer leren voor Nederlands!

Slide 6 - Slide

*6. Toegevend verband
Geeft een andere kant van de zaak aan. 

Bijbehorende signaalwoorden: 
(al)hoewel, (des)ondanks, niettemin, ofschoon, ook al, weliswaar, zij het (dat)

Ook al waren de kinderen heel moe, ze besloten wel te gaan trainen. 

Slide 7 - Slide

*7. Voorwaardelijk verband
Maakt duidelijk onder welke voorwaarde iets (niet) gebeurt.

Bijbehorende signaalwoorden: 
als (...dan), in het geval dat, indien, mits, tenzij, wanneer

Als het weer het toelaat, wil ik nog wel een keer gaan zwemmen.

Slide 8 - Slide

Aan de slag!
Opdracht: tekstverbanden H3

Slide 9 - Slide

Heb je nu:
- het schrijfplan ingevuld en afgerond?
- een begin gemaakt aan het schrijven van je recensie?
- de tekstverbanden van H2 en H3 herhaald?

Let op: morgen gaan we aan de slag met een opdracht over tekstverbanden van H3: lees dit goed door! 

Slide 10 - Slide