Herhalen par. 2, 4 en 7 Formuleren (individueel)

Herhalen
1) De foutieve samentrekking
2) Onjuiste beknopte bijzin
3) Zinnen begrenzen
4) Symmetrie in zinnen
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Herhalen
1) De foutieve samentrekking
2) Onjuiste beknopte bijzin
3) Zinnen begrenzen
4) Symmetrie in zinnen

Slide 1 - Slide

0

Slide 2 - Video

Hoe verbeter je een incorrecte samentrekking?

1) Kijk welke woorden zijn weggelaten?
2) Bepaal of deze woorden hetzelfde getal, dezelfde functie en betekenis hebben als de woorden die er nog wel staan.
3) Als de zin fout is, kun je de zin verbeteren door die woorden toe te voegen die niet weggelaten mochten worden.

Slide 3 - Slide

Welk woord/welke woorden moet je minimaal toevoegen om onderstaande zin te verbeteren?
Jolanda heeft haar vriend opgebeld en meteen de waarheid gezegd!
A
Jolanda heeft haar vriend
B
heeft haar vriend
C
haar vriend
D
Jolanda heeft

Slide 4 - Quiz

Is de samentrekking goed of fout? En als die fout is, is dat dan vanwege getal, betekenis of functie?

De pepernoten werden door wel twintig pieten gestrooid en het marsepein gegeven aan de leerlingen.
A
Goed
B
Fout, getal
C
Fout, betekenis
D
Fout, functie

Slide 5 - Quiz

Is de samentrekking goed of fout? En als die fout is, is dat dan vanwege getal, betekenis of functie?

Hij heeft een riem gekocht bij de schoenenzaak en er nu twee.
A
Goed
B
Fout, getal
C
Fout, betekenis
D
Fout, functie

Slide 6 - Quiz

Is de samentrekking goed of fout? En als die fout is, is dat dan vanwege getal, betekenis of functie?

De ketting stond mijn vriendin mooier, dus heb ik haar gegeven.
A
Goed
B
Fout, getal
C
Fout, betekenis
D
Fout, functie

Slide 7 - Quiz

Is de samentrekking goed of fout? En als die fout is, is dat dan vanwege getal, betekenis of functie?

De docent ving een appel en de leerlingen goed op.
A
Goed
B
Fout, getal
C
Fout, betekenis
D
Fout, functie

Slide 8 - Quiz

Slide 9 - Video

Foutieve beknopte bijzin:
De blouse uitspoelend, bleken de vlekken er niet uit te zijn.
Verbeter de zin door:
Van de beknopte bijzin een gewone bijzin te maken (dan hoeven de onderwerpen niet gelijk te zijn).

Slide 10 - Slide

Beknopte bijzin: goed of fout?

Nadenkend over zijn gedrag moest de leerling strafregels schrijven.
A
Goed
B
Fout

Slide 11 - Quiz

Beknopte bijzin: goed of fout?

Geprikkeld door de gemene opmerking, werd de vuilnisbak omgetrapt.
A
Goed
B
Fout

Slide 12 - Quiz

Zinnen begrenzen: geef aan of onderstaande zin/zinnen zo goed zijn. Verbeter waar nodig.
Ik ga vroeg naar bed. Omdat ik moe ben vanwege de zomertijd.

Slide 13 - Open question

Zinnen begrenzen: geef aan of onderstaande zin/zinnen zo goed zijn. Verbeter waar nodig.
Ik ben vanochtend naar de dokter geweest, zij heeft een recept uitgeschreven.

Slide 14 - Open question

Symmetrie in zinnen
Bij een opsomming in een zin moeten de delen van de zin symmetrisch zijn.
Er moet in alle delen van de zin bijvoorbeeld sprake zijn van enkelvoud OF meervoud, de tegenwoordige tijd OF de verleden tijd.

Daarnaast moeten de delen van de zin dezelfde grammatica vorm hebben. De delen moeten allemaal een hoofdzin OF een bijzijn OF een beknopte bijzin OF een woordgroep zijn.

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

Hoe herken je hoofdzin, bijzin, beknopte bijzin en woordgroep?
Een hoofdzin wordt voorafgegaan door een nevenschikkend voegwoord (en, maar, dus, of, want) en onderwerp en persoonsvorm staan naast elkaar in de zin.
Ik ga morgen naar de stad, want ik wil de nieuwe expositie in het museum zien.
Wij gaan op vakantie en onze buurjongen gaat mee.

Een bijzin wordt meestal voorafgegaan door een onderschikkend voegwoord of 'dat' en het onderwerp en persoonsvorm staan niet naast elkaar OF er kan iets tussen.
Ik ga op vakantie naar Frankrijk, omdat ik het land ontzettend mooi vind.
Terwijl zij  sliep, hebben haar ouders de huiskamer versierd.
Terwijl zij (urenlang) sliep, hebben haar ouders de huiskamer versierd.


Slide 17 - Slide

Hoe herken je hoofdzin, bijzin, beknopte bijzin en woordgroep?
Een beknopte bijzin heeft geen onderwerp en persoonsvorm in de zin, maar een constructie met een vd, od of 'te + infinitief'.
Lachend om de grap,  viel zij van haar stoel.
Gewezen op de fout, verbeterde hij deze snel.
Na gefietst te hebben, zweetten zij zich een ongeluk.

Een woordgroep heeft geen werkwoord maar bestaat uit bijvoorbeeld zn ,bv, lw, vz ....
de vriendelijke, lachende jongen
een herhaling van zetten
ter voorkoming van meer ongelukken


Slide 18 - Slide

Onderstaande zinnen zijn niet symmetrisch. Verbeter de zinnen op twee manieren!
  • 1) Wij willen een meerderheid aan stemmen en dat iedereen voor 10 april stemt.
  • woordgroep en bijzin
  • 2 woordgroepen: ...een meerderheid aan stemmen en een stemming voor 10 april
  • 2 bijzinnen: ...dat de meerderheid voor ons stemt en dat iedereen voor 10 april stemt.

Slide 19 - Slide

Onderstaande zinnen zijn niet symmetrisch. Verbeter de zinnen op twee manieren!
  • 2) Wij gaan naar school om les te krijgen en voor de gezelligheid.
  • beknopte bijzin en woordgroep
  • 2 beknopte bijzinnen: ... om les te krijgen en om het gezellig te hebben.
  • 2 woordgroepen: ... voor de lessen en voor de gezelligheid.


Slide 20 - Slide

Onderstaande zinnen zijn niet symmetrisch. Verbeter de zinnen op twee manieren!
3) Ik wil dit boek niet lezen, omdat het genre me niet aanspreekt en ik ben geen fan van de schrijver.
bijzin en hoofdzin
2 bijzinnen: ... omdat het genre me niet aanspreekt en omdat ik geen fan ben van de schrijver.
2 hoofdzinnen: ..., want het genre spreekt me niet aan en ik ben geen fan van de schrijver.

Slide 21 - Slide

Toetsstof
Par 2 Formuleren:  De samentrekking: mag alleen bij dezelfde functie, getal en betekenis
Par 4 Formuleren + par. 7 Grammatica: De beknopte bijzin: het verzwegen /denkbeeldige onderwerp moet gelijk zijn aan het ow van de hoofdzin.
Par 7 Formuleren: Symmetrie: de delen van een opsomming moeten dezelfde grammaticale vorm hebben.
- Zinnen begrenzen: geen losse bijzin / geen hoofdzinnen verbinden met een komma


Slide 22 - Slide