What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Woordsoorten - les 1
Taal - Woordsoorten
1 / 23
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Praktijkonderwijs
Leerjaar 4
This lesson contains
23 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Taal - Woordsoorten
Slide 1 - Slide
Welkom allemaal!
Telefoon in bakje of in je la
Uitleg
Samen oefenen
Zelfstandig werken
Slide 2 - Slide
Woordsoorten
Slide 3 - Slide
Leerdoelen
Ik kan werkwoorden herkennen en benoemen.
Ik kan bijvoeglijk naamwoorden herkennen en benoemen.
Slide 4 - Slide
Wat zijn de lidwoorden?
Slide 5 - Slide
Zelfstandige naamwoorden
Woorden waar je een lidwoord voor kunt zetten, noem je zelfstandige naamwoorden (znw).
Namen
zijn ook zelfstandige naamwoorden. Suzanne en Zwolle zijn dus zelfstandige naamwoorden.
Slide 6 - Slide
Benoem de woordsoort:
De leerling zit op een stoel.
Leerling is
A
een zelfstandig nw
B
werkwoord
C
een bijvoeglijk naamwoord
D
lidwoord
Slide 7 - Quiz
Wat is het werkwoord in deze zin:
Ik zag twee vliegen vliegen.
A
Ik
B
zag
C
eerste vliegen
D
tweede vliegen
Slide 8 - Quiz
Slide 9 - Slide
Nu jullie!
- Maak opdracht 1 & 2 (lidwoorden en znw)
- Ruil je opdracht met je buurman/buurvrouw en kijk het voor elkaar na.
- Klassikaal bespreken we de moeilijke woorden
- Daarna gaan we verder met bijvoeglijk naamwoord
timer
7:00
Slide 10 - Slide
Het bijvoeglijk naamwoord
Slide 11 - Slide
wat zijn bijvoeglijke naamwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken
Slide 12 - Quiz
Bijvoeglijk naamwoord:
De aardige dokter hielp mij.
A
De
B
aardige
C
mij
D
dokter
Slide 13 - Quiz
Bijvoeglijk naamwoord:
De lelijke kat is buiten
A
De
B
buiten
C
Lelijke
D
kat
Slide 14 - Quiz
Bijvoeglijk naamwoord:
De gele boeken zijn kapot
A
De
B
kapot
C
gele
D
boeken
Slide 15 - Quiz
Wat is waar over een bijvoeglijk naamwoord?
A
Het staat altijd voor een lidwoord.
B
Het vertelt wat iets of iemand doet.
C
Het vertelt iets over een zelfstandig naamwoord.
D
Het vertelt iets over een werkwoord.
Slide 16 - Quiz
Nu jullie weer
Maak opdracht 3 helemaal.
Dit bestaat uit 3 blaadjes
Als je klaar bent mag je zelfstandig verder met de werkwoorden
timer
7:00
Slide 17 - Slide
Wat is het verschil tussen een
sterk werkwoord en een zwak werkwoord
Slide 18 - Slide
Slide 19 - Slide
Slide 20 - Slide
Zwak werkwoord: 'T eX-KoFSCHiP
Werkwoord: werken
Stam is
werk
De laatste letter is een K. Die zit in het 't ex-kofschip
Dus: ik werk-te
Slide 21 - Slide
Voorbeeld
'T
K
o
FS
CH
i
P
fietste of fietsde?
Hele werkwoord--> fiet
s
en
Zit de s in 't ex kofschip? --> ja
--> ik-vorm + TE(N)
Slide 22 - Slide
'T
K
o
FS
CH
i
P
reiste of reisde?
Hele werkwoord --> rei
z
en
Zit de
z
in 't ex kofschip? --> NEE!
--> ik-vorm + DE(N) --> REIS
DE(N)
Slide 23 - Slide
More lessons like this
1e klas havo/vwo hoofdstuk 5
March 2018
- Lesson with
41 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
1F/2F Thema 1 H6 Taalverzorging
August 2022
- Lesson with
38 slides
Herhaling- woordsoorten
March 2024
- Lesson with
24 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g
Leerjaar 1,2
Grammatica - woordsoorten (ww, lw, znw, bnw, vz)
June 2024
- Lesson with
18 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g
Leerjaar 1,2
1hm grammatica woordsoorten les 2
April 2021
- Lesson with
13 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
Week 16 dif grammatica
April 2021
- Lesson with
17 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
1hm grammatica woordsoorten les 2
April 2021
- Lesson with
15 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
H1 t/m 5 - woordsoorten
January 2022
- Lesson with
23 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g
Leerjaar 1