De vragende voornaamwoorden (vr. vnw) zijn:
wie, wat, welk(e) en wat voor (een).
Meestal staan ze aan het begin van een vraagzin.
Soms staan ze midden in een zin. Dan zijn ze wat lastiger te herkennen.
Door de zin vragend te maken, komt het vragend voornaamwoord vooraan in de zin te staan.
Kun je mij vertellen wat voor mobiel jij hebt?
Wat voor een mobiel heb jij?