Lesweek 17 Uitleg inhoud examen schrijven + herhalen

Betogend schrijven
1 / 37
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1,3,4

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Betogend schrijven

Slide 1 - Slide

Wat gaan we deze les doen?
Een betogend artikel schrijven
  • Inhoudelijke eisen
  • Beoordelingscriteria
Herhalen: Formuleren (Dubbelop en door elkaar, congruentie en aan elkaar of los?) 
Nieuwe theorie: Twijfelwoorden

Slide 2 - Slide

3F
Inleiding:
Wie/wat + waarom+ hoofdvraag worden genoemd.
Slot: Conclusie/ samenvatting + hoofdvraag beantwoorden
Kern: Mening (kernzin) + argumenten:
Eigen ervaring +
Brongebruik (feiten) +
Voorbeelden +
Conclusie

500- 700 woorden

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Wat zet je niet in de inleiding
- Argumenten
- Termen uit de theorie over het betoog, zoals: 
   'Mijn stelling is als volgt stelling.....' 
   'Ik betoog het volgende .......'
   'De hoofdvraag die ik ga uitwerken is.....'
- Algemene opmerkingen: 'zoals iedereen weet...' (drogreden)
- Je alinea beginnen met 'Ik......'

Slide 5 - Slide

Wat gebruik je niet in de kern (3F)?

Valse argumenten (drogredenen).
Valse bronnen (deze vallen niet te controleren)
Voorbeelden van situaties die niet hebben plaatsgevonden

Slide 6 - Slide

Slot (3F)
- Een of twee alinea's
- Zorg voor verbinding met de inleiding:
  • Kom terug op je hoofdvraag, anekdote of voorbeeld uit de        inleiding. 
  • Herhaal kort jouw standpunt en argumenten.

-LET OP: Geen nieuwe info!!

Slide 7 - Slide

Checklist BETOOG
  • Pakkende titel (woordspeling/grapje)
  • Afronden: Goed doorlezen
  • Alle argumenten op de goede plek? 
  • Goed gebruik gemaakt van signaalwoorden?
  • Elk argument een nieuwe alinea?
  • Grammatica en interpunctie? 
  • Maak je zinnen niet te lang!

Slide 8 - Slide

Tot slot 
Bronverwijzing genoemd (APA)?

Noteer onderaan je betoog:
Naam
Studentnummer
Het aantal woorden = inleiding + kern + slot (dus geen titel, bronnen, enz.)

Slide 9 - Slide

Het examen Schrijven 3F

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

HERHALEN: Formuleren:
 Dubbelop of door elkaar?

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Verbeter de zin:
Hij doet nooit geen jas aan als hij naar buiten gaat!

Slide 18 - Open question

Verbeter de zin:
Met water wordt voorkomen dat de aangespoelde walvis niet uitdroogt.

Slide 19 - Open question

Herhalen: congruentiefouten
Het onderwerp lijkt meervoud, maar is enkelvoud. (of andersom)
  • De politie van Rotterdam proberen de orde te handhaven tijdens de anti-coronademonstratie in de stad. (fout)
  • De politie van Rotterdam probeert ....... (goed)
  • De politie is enkelvoud.

Slide 20 - Slide

Nog een voorbeeld van een congruentiefout
Het meewerkend voorwerp wordt aangezien voor het onderwerp.
Voor deelname aan de workshop worden de bezoekers een bijdrage van 150 euro  gevraagd. (fout)
wie/wat wordt gevraagd (onderwerp): een bijdrage = enkelvoud
aan wie (meewerkend voorwerp): de bezoekers

Slide 21 - Slide

Goed/Fout?
Dat paar schoenen kan ingeleverd worden bij de kringloopwinkel.
A
goed
B
fout

Slide 22 - Quiz

Goed/fout?
De stapel borden wordt vanavond afgewassen.
A
goed
B
fout

Slide 23 - Quiz

Goed/fout?
De media heeft zich massaal gestort op de oorlog in Oekraïne.
A
goed
B
fout

Slide 24 - Quiz

Goed/Fout?
Enkele voetballers uit dit team heeft nog nooit gescoord.
A
goed
B
fout

Slide 25 - Quiz

Herhalen: Aan elkaar of los?
Als een samenstelling lees- of uitspraakproblemen oplevert, dan plaats je een koppelteken:
  • rente-inkomsten
  • diploma-uitreiking
  • mbo-niveau

Slide 26 - Slide

De regel (1)
Woorden schrijf je aaneen, zolang het niet voor lees- of uitspraakproblemen zorgt. 
Let op:
  • rode wijnflessen (flessen die rood van kleur zijn).
  • rodewijnflessen (flessen waar rode wijn in zit/gezeten heeft)
  • tenminste (in ieder geval: Het eerste jaar heb ik tenminste gehaald.)
  • ten minste (minimaal: Er waren ten minste vijf klachten ingediend.)
  • teveel (een overschot: Het teveel wordt teruggestort op uw rekening.)
  • te veel (meer dan nodig is: Joost heeft te veel gegeten.)

Slide 27 - Slide

De regel (2, 3 en 4)
Woorden schrijf je aaneen:
  • Samengestelde zelfstandige naamwoorden schrijf je ALTIJD aan elkaar.
  • Zodra een woord gecombineerd wordt met: er-, hier-, daar- en waar- + voorzetsel. (erop, daarbij, hiermee, waarover, enz.)
  • Als een werkwoord begint met een voorzetsel. (opstarten, invullen, aanzetten)

Slide 28 - Slide

Wat is de goede schrijfwijze?
Cacaobonen worden door machines .............
A
fijn gestampt
B
fijngestampt

Slide 29 - Quiz

Wat is de goede schrijfwijze?
Elk jaar doe ik mee aan de
....................................
A
goede doelenactie
B
goededoelenactie

Slide 30 - Quiz

Wat is de goede schrijfwijze?
Een .................. aan vet is ongezond.
A
te veel
B
teveel

Slide 31 - Quiz

Wat is de goede schrijfwijze?
........................ wordt niet verkocht aan jongeren onder de achttien jaar.
A
Sterke drank
B
Sterkedrank

Slide 32 - Quiz

Wat is de goede schrijfwijze?
Voor de .......................... wordt een bedrijfsbezoek georganiseerd.
A
eerste jaars studenten
B
eerstejaars studenten
C
eerstejaarsstudenten

Slide 33 - Quiz

Wat is de goede schrijfwijze?
Supermarkten introduceren vaak .................... om klanten te trekken.
A
korte termijn acties
B
korte termijnacties
C
kortetermijnacties

Slide 34 - Quiz

Wat is de goede schrijfwijze?
Ik ga vanavond naar het restaurant .... jij het laatst had.
A
waarover
B
waar over

Slide 35 - Quiz

Wat deze en volgende les te doen?
  • Je zorgt dat je ALLE opdrachten hebt ingeleverd bij mij.
  • Je bereid je voor op  het examen schrijven 3F: dat kan thuis, maar MOET in de les als je nog achterstanden hebt.

Slide 36 - Slide

Succes!
Heel veel succes op het examen!!!

Slide 37 - Slide