Les kort voor schrijfexamen 3F

Wat staat jullie te wachten?
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1,2

This lesson contains 19 slides, with text slides.

Items in this lesson

Wat staat jullie te wachten?

Slide 1 - Slide

Wat gaan we deze les doen?
Het examenonderwerp is bekend: een betogend artikel
  • Inhoudelijke eisen
  • Beoordelingscriteria
Zelfstandig herhalen
  • Formuleren: Dubbelop en door elkaar, congruentie en aan elkaar of los
  • Persoonsvorm tegenwoordige tijd en persoonsvorm verleden tijd.
  • Interpunctie en hoofdletter gebruik. 

Slide 2 - Slide

3F
Inleiding:
Wie/wat + waarom+ hoofdvraag worden genoemd.
Slot: Conclusie/ samenvatting + hoofdvraag beantwoorden
Kern: Mening (kernzin) + argumenten:
Voorbeelden +
Conclusie

500- 700 woorden

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Veelgemaakte fouten
  • Let op gebruik van witregels: tussen 2 alinea's komt 1 spatie = 1 witregel, dus niet meer dan dat!
  • Gebruik signaalwoorden: waardoor, ten eerste, vervolgens, echter, tevens, concluderend enz. 


Slide 5 - Slide

Veelgemaakte fouten 2
Doe dit niet: Titel: Het huwelijk is achterhaald
                          1e argument: Het huwelijk is erg duur

Maar:            Het huwelijk is achterhaald
                        Het huwelijk is erg duur

Slide 6 - Slide

Let op bij het gebruik (ontkrachten) van een  tegenargument
  • Voorbeeld standpunt: Lachgas zou verboden moeten worden door de overheid
  • Tegenargument: dit is betutteling van de overheid en mensen zouden hun eigen verantwoordelijkheid hierin moeten nemen.
  • Weerlegging van tegenargument: Hoewel sommige mensen inderdaad in staat zijn hun eigen verantwoordelijkheid te nemen, geldt dit blijkbaar niet voor iedereen en aangezien de gevolgen zo gevaarlijk zijn, moeten we deze betutteling voor lief nemen. Veiligheid gaat boven alles. 

Slide 7 - Slide

Wat zet je niet in de inleiding
- Argumenten
- Termen uit de theorie over het betoog, zoals: 
   'Mijn stelling is als volgt stelling.....' 
   'Ik betoog het volgende .......'
   'De hoofdvraag die ik ga uitwerken is.....'
   'Mijn eerste argument is......'
- Algemene opmerkingen: 'zoals iedereen weet...' (drogreden)
- Je alinea beginnen met 'Ik......'

Slide 8 - Slide

Wat gebruik je niet in de kern (3F)?

Valse argumenten (drogredenen).


Slide 9 - Slide

Slot (3F)
- 1 of 2 alinea's
- Zorg voor verbinding met de inleiding:
  • Kom terug op je hoofdvraag, anekdote of voorbeeld uit de        inleiding. 
  • Herhaal kort jouw standpunt en argumenten.

-LET OP: Geen nieuwe info!!

Slide 10 - Slide

Argumenteren: Drogredenen

Slide 11 - Slide

Wat zijn drogredenen?
Soms probeert iemand je te overtuigen met een argument waarvan je voelt dat er iets niet mee klopt. Dan kan er sprake zijn van een drogreden. 
Drogredenen worden ook wel foute argumentaties genoemd. 
Er is sprake van een drogreden bij een onjuist gebruik van een argument. 

Slide 12 - Slide

8 soorten drogredenen
1. onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
2. de verkeerde vergelijking
3. overhaaste generalisatie
4. cirkelredenering
5. de persoonlijke aanval
6. ontduiken van de bewijslast
7.  bespelen van het publiek
8. onjuist beroep op autoriteit



Tekst

Slide 13 - Slide

Onjuist beroep op autoriteit
Je beroept je op een bekend persoon, maar die persoon hoeft van het onderwerp helemaal niets af te weten of hij heeft belang bij de zaak.

Condooms verergeren de verspreiding van aids, want dat zegt de paus. (de paus heeft er belang bij dat condooms niet gebruikt worden, want hij is tegen voorbehoedsmiddelen)

Slide 14 - Slide

Overhaaste generalisatie
Op grond van een enkel voorval wordt er een conclusie getrokken die voor alle gevallen geldt.


Mijn opa dronk elke dag een paar glazen jenever en is 98 jaar geworden, alcohol drinken is dus helemaal niet ongezond.

Slide 15 - Slide

Cirkelredenering
Bij een cirkelredenering herhaal je je standpunt, alleen anders geformuleerd.

Ik ben de baas, omdat ik het hier voor het zeggen heb.
Ik vind haar niet aardig, want ik mag haar niet.

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Zelfstandig werken Nu Nederlands
Formuleren 2: 
2.1 Persoonsvorm enkelvoud of meervoud? 
2.3 Dubbelop en door elkaar

Grammatica 3: 
3.1 Tegenwoordige tijd 
3.2 Verleden tijd 

Slide 19 - Slide