Het bijvoeglijk naamwoord V1

Het bijvoeglijk
 naamwoord


                             L'adjectif

1 / 21
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Het bijvoeglijk
 naamwoord


                             L'adjectif

Slide 1 - Slide

Les buts:
-Ik weet wat het bijvoeglijk naamwoord is in het Nederlands en in het Frans
- Ik weet hoe ik het bijvoeglijk naamwoord moet aanpassen naar het zelfstandig naamwoord in het Frans

Slide 2 - Slide

Het bijvoeglijk naamwoord
(in het Nederlands)

Slide 3 - Mind map

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Kies de juiste vorm:
Il est (groot)
A
grande
B
grand
C
grandes
D
grands

Slide 9 - Quiz

Kies de juiste vorm:
La ceinture est (blauw)
A
bleu
B
bleus
C
bleue
D
bleues

Slide 10 - Quiz

Kies de juiste vorm:
Les voitures sont (groen)
A
vertes
B
verte
C
vert
D
verts

Slide 11 - Quiz

Kies de juiste vorm:
Les chats sont (rood)
A
rouge
B
rouges
C
rougee
D
rougees

Slide 12 - Quiz

Let op!

Slide 13 - Slide

Kies de juiste vorm:
Olivier et Marc sont (frans)
A
francais
B
francaise
C
francaiss
D
francaises

Slide 14 - Quiz

Kies de juiste vorm:
Marianne est (verdrietig)
A
tristee
B
tristes
C
tristees
D
triste

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Slide

Kies de juiste vorm:
L'actrice est (mooi)
A
beaux
B
belles
C
belle
D
beau

Slide 17 - Quiz

Kies de juiste vorm:
Les sacs sont (nieuw)
A
nouveau
B
nouvelles
C
nouvelle
D
nouveaux

Slide 18 - Quiz

Kies de juiste vorm:
Mon grand-père est (oud)
A
vieux
B
vieille
C
vieilles
D
vieu

Slide 19 - Quiz

Questions?
Nog lastig? Kijk op je gemak even het filmpje in de volgende slide. Wellicht helpt het!
CETTE SEMAINE
Bron C ex. 13 + 14
Extra lezen --> TAKENLIJST Grandes Lignes

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Video