Het bijvoeglijk naamwoord V1

Het bijvoeglijk
 naamwoord


                             L'adjectif

1 / 26
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Het bijvoeglijk
 naamwoord


                             L'adjectif

Slide 1 - Slide

Stand van zaken - werkhouding 
2/3 vd klas maakt regelmatig zijn huiswerk en scoort gemiddeld 65/70% goed ! Compliment, als je zo door gaat, gaat de overstap naar leerjaar 2 gemakkelijk zijn!Super

1/3 vd klas - werk deels gemaakt of helemaal niet gemaakt!! Je maakt het overstap moeilijker en je loopt snel een achterstand als je de opdrachten niet maakt.  Afspraak: volgende week maandag: werk van week 17 / 19 / 20 gemaakt (doel: 65% goede antwoorden)

Slide 2 - Slide

Les buts:
-Ik weet wat het bijvoeglijk naamwoord is in het Nederlands en in het Frans
- Ik weet hoe ik het bijvoeglijk naamwoord moet aanpassen naar het zelfstandig naamwoord in het Frans
-Ik weet wat ik deze week moet maken voor Frans en ook hoe ik dat moet doen.

Slide 3 - Slide

Introductievraag - Wanneer gebruiken we bijvoeglijke naamwoorden in het Nederlands?

Slide 4 - Mind map

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Kies de juiste vorm:
Il est (groot)
A
grande
B
grand
C
grandes
D
grands

Slide 10 - Quiz

Kies de juiste vorm:
La ceinture est (blauw)
A
bleu
B
bleus
C
bleue
D
bleues

Slide 11 - Quiz

Kies de juiste vorm:
Les voitures (v) sont (groen)
A
vertes
B
verte
C
vert
D
verts

Slide 12 - Quiz

Kies de juiste vorm:
Les chats (m) sont (rood)
A
rouge
B
rouges
C
rougee
D
rougees

Slide 13 - Quiz

Let op!

Slide 14 - Slide

Kies de juiste vorm:
Olivier et Marc sont (frans)
A
français
B
française
C
françaiss
D
françaises

Slide 15 - Quiz

Kies de juiste vorm:
Marianne est (verdrietig)
A
tristee
B
tristes
C
tristees
D
triste

Slide 16 - Quiz

Slide 17 - Slide

Kies de juiste vorm:
L'actrice est (mooi)
A
beaux
B
belles
C
belle
D
beau

Slide 18 - Quiz

Kies de juiste vorm:
Les sacs sont (nieuw)
A
nouveau
B
nouvelles
C
nouvelle
D
nouveaux

Slide 19 - Quiz

Kies de juiste vorm:
Mon grand-père est (oud)
A
vieux
B
vieille
C
vieilles
D
vieu

Slide 20 - Quiz

C'est clair? Tu as des questions?

Slide 21 - Open question

Nog lastig? Kijk op je gemak even het filmpje in de laatste  slide. Wellicht helpt het!
CETTE SEMAINE
Bron C ex. 13 + 14
Extra lezen --> TAKENLIJST Grandes Lignes

Slide 22 - Slide

Check leerdoel 1: -weet je wat het bijvoeglijk naamwoord is in het Nederlands en in het Frans?

A
OUI
B
NON
C
UN PEU

Slide 23 - Quiz

Check leerdoel 2: weet je hoe je het bijvoeglijk naamwoord moet aanpassen naar het zelfstandig naamwoord in het Frans?


A
OUI
B
NON
C
UN PEU

Slide 24 - Quiz

Check leerdoel 3: Weet je wat je deze week moet maken voor Frans en ook hoe je dat moet doen?
A
OUI
B
NON
C
UN PEU

Slide 25 - Quiz

Slide 26 - Video