This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Het Weer
in het Nederlands
Slide 1 - Slide
This item has no instructions
Leerdoel
Aan het einde van deze les kun je in het Nederlands zeggen wat voor weer het is en kun je voorbeelden/plaatjes benoemen.
Slide 2 - Slide
Introduceer het leerdoel en bespreek de belangrijkheid ervan.
Wat weet je al over het weer in Nederland?
Slide 3 - Mind map
This item has no instructions
Vocabulaire in Arabisch
شمس (shams) - Zon
مطر (matar) - Regen
غيمة (ghaymah) - Wolk
رياح (riyah) - Wind
ثلج (thalj) - Sneeuw
برق (barq) - Bliksem
رعد (ra'd) - Donder
ضباب (dabab) - Mist
حرارة (hararah) - Warm / heet
برد (bard) - Hagel
Slide 4 - Slide
Introduceer de belangrijkste woorden die gebruikt worden om over het weer te praten.
Zinnen
الشمس ساطعة اليوم. (Al-shams saati'a al-yawm)
De zon schijnt vandaag.
يمكنك سماع صوت الرعد؟ (Yumkinuka samāʿa ṣawt al-ra'd?)
Kun je de donder (het onweer) horen?
هناك ثلوج في المنطقة الجبلية. (Hunāka thalāj fī al-munṭiqah al-jabalīyah)
Er is sneeuw in de bergen.
الرياح قوية اليوم. (Al-riyāḥ quwiyyah al-yawm)
De wind is sterk vandaag. / Het waait hard vandaag.
Slide 5 - Slide
Geef voorbeelden van zinnen die gebruikt worden om over het weer te praten.
De zon schijnt vandaag.
Ik zie bliksem en hoor het donderen.
Het sneeuwt in het bos.
Het waait hard. De golven zijn hoog.
Slide 6 - Drag question
This item has no instructions
Oefening
Geef leerlingen de opdracht om in tweetallen een dialoog te schrijven waarin ze praten over het weer van de afgelopen week.
Slide 7 - Slide
Laat leerlingen in tweetallen werken en geef ze de opdracht om een dialoog te schrijven waarin ze praten over het weer van de afgelopen week.
Video - weerbericht
Leerlingen beschrijven het weer.
0 - 0:20 min.
Slide 8 - Slide
Laat een video zien tot (0:20) waarin het weer van de afgelopen week wordt besproken. Leerlingen moeten de juiste zin gebruiken om het weer te beschrijven.
Quiz
Test je kennis over het weer in het Nederlands.
Vijf (5) vragen.
Slide 9 - Slide
Laat leerlingen een quiz doen om hun kennis over het weer in het Nederlands te testen.
Wat is de Nederlandse vertaling van het Arabische woord 'ريح'?
A
Zon
B
Regen
C
Sneeuw
D
Wind
Slide 10 - Quiz
This item has no instructions
Hoe vertaal je de Arabische uitdrukking 'مطر غزير' naar het Nederlands?
A
Sneeuwstorm
B
Stevige regen
C
Wolkbreuk
D
Hagelbui
Slide 11 - Quiz
This item has no instructions
Wat betekent 'البرق' in het Nederlands?
A
Bliksem
B
Donder
C
Wind
D
Regenboog
Slide 12 - Quiz
This item has no instructions
Hoe vertaal je 'الغيم' naar het Nederlands?
A
Wolk
B
Ster
C
Maan
D
Zon
Slide 13 - Quiz
This item has no instructions
Wat is de Nederlandse vertaling van het Arabische woord 'طقس'?
A
Weer
B
Wind
C
Regen
D
Sneeuw
Slide 14 - Quiz
This item has no instructions
Schrijf 3 dingen op die je in deze les hebt geleerd over het weer.
Slide 15 - Open question
De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.
Slide 16 - Open question
De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.
Slide 17 - Open question
De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.