This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Door het tiental heen plus- en minsommen maken
Slide 1 - Slide
This item has no instructions
Leerdoel
Aan het einde van deze les kun je door het tiental heen plus- en minsommen maken met getallen boven de 20.
Slide 2 - Slide
Dit is het leerdoel van de les. Benadruk dat de leerlingen aan het einde van de les dit doel moeten kunnen behalen.
Wat weet jij al over het maken van plus- en minsommen door het tiental heen?
Slide 3 - Mind map
This item has no instructions
Plus- en minsommen
Plus- en minsommen zijn sommen waarbij je getallen bij elkaar optelt of van elkaar aftrekt.
Slide 4 - Slide
Leg kort uit wat plus- en minsommen zijn en hoe je deze kunt maken.
Door het tiental heen
Door het tiental heen betekent dat je eerst het tiental rondt en daarna verder telt of terug telt.
Slide 5 - Slide
Leg uit wat 'door het tiental heen' betekent en geef enkele voorbeelden.
Plus- en minsommen door het tiental heen
Bij plus- en minsommen door het tiental heen rond je eerst het tiental af en tel of trek je daarna verder.
Slide 6 - Slide
Leg uit hoe je plus- en minsommen door het tiental heen kunt maken en geef enkele voorbeelden.
Voorbeeld: 27 + 6
Rond 27 af naar 30 en tel daarna 6 erbij. Het antwoord is 33.
Slide 7 - Slide
Geef een voorbeeld van een plus-som waarbij je door het tiental heen moet. Laat de leerlingen het voorbeeld zelf uitrekenen.
Voorbeeld: 35 - 8
Rond 35 af naar 40 en trek daarna 8 eraf. Het antwoord is 32.
Slide 8 - Slide
Geef een voorbeeld van een min-som waarbij je door het tiental heen moet. Laat de leerlingen het voorbeeld zelf uitrekenen.
Oefenen: plus-sommen
Maak de volgende plus-sommen door het tiental heen: 48 + 7, 63 + 8, 29 + 6.
Slide 9 - Slide
Geef enkele oefeningen waarbij de leerlingen plus-sommen door het tiental heen moeten maken. Laat de leerlingen de sommen zelf uitrekenen en controleer na afloop samen de antwoorden.
Oefenen: min-sommen
Maak de volgende min-sommen door het tiental heen: 56 - 9, 42 - 7, 79 - 8.
Slide 10 - Slide
Geef enkele oefeningen waarbij de leerlingen min-sommen door het tiental heen moeten maken. Laat de leerlingen de sommen zelf uitrekenen en controleer na afloop samen de antwoorden.
Getallen boven de 20
Bij getallen boven de 20 moet je extra goed opletten bij het maken van plus- en minsommen door het tiental heen.
Slide 11 - Slide
Leg uit waarom het bij getallen boven de 20 extra belangrijk is om goed op te letten bij het maken van plus- en minsommen door het tiental heen.
Voorbeeld: 23 + 8
Rond 23 af naar 20 en tel daarna 10 erbij. Tel vervolgens nog 8 erbij. Het antwoord is 31.
Slide 12 - Slide
Geef een voorbeeld van een plus-som met een getal boven de 20 waarbij je door het tiental heen moet. Laat de leerlingen het voorbeeld zelf uitrekenen.
Voorbeeld: 27 - 9
Rond 27 af naar 30 en trek daarna 10 eraf. Trek vervolgens nog 9 eraf. Het antwoord is 11.
Slide 13 - Slide
Geef een voorbeeld van een min-som met een getal boven de 20 waarbij je door het tiental heen moet. Laat de leerlingen het voorbeeld zelf uitrekenen.
Oefenen: plus-sommen met getallen boven de 20
Maak de volgende plus-sommen door het tiental heen: 28 + 9, 36 + 7, 49 + 8.
Slide 14 - Slide
Geef enkele oefeningen waarbij de leerlingen plus-sommen met getallen boven de 20 door het tiental heen moeten maken. Laat de leerlingen de sommen zelf uitrekenen en controleer na afloop samen de antwoorden.
Oefenen: min-sommen met getallen boven de 20
Maak de volgende min-sommen door het tiental heen: 57 - 8, 44 - 6, 69 - 9.
Slide 15 - Slide
Geef enkele oefeningen waarbij de leerlingen min-sommen met getallen boven de 20 door het tiental heen moeten maken. Laat de leerlingen de sommen zelf uitrekenen en controleer na afloop samen de antwoorden.
Terugblik
Wat heb je geleerd in deze les?
Slide 16 - Slide
Vraag aan de leerlingen wat ze hebben geleerd in deze les. Herhaal indien nodig nog kort de belangrijkste punten.
Einde
Bedankt voor het meedoen!
Slide 17 - Slide
Bedank de leerlingen voor het meedoen aan de les.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.
Slide 18 - Open question
De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.
Slide 19 - Open question
De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.
Slide 20 - Open question
De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.