Les 5 en 6 samen en met interactieve elementen

1 / 38
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 3

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Anthelminthica
antivirale middelen
antibiotica
antimycotica
Welke indicatie past bij deze middelen? 
bacteriën
virussen
schimmels en gisten
parasieten en protozoa

Slide 3 - Drag question

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Een zorgvrager heeft uitslag op het lichaam, wat zwelling in de keel, kan wel nog ademhalen goed, bloeddruk is normaal. Wat is hier aan de hand?
(30 sec)
A
een milde allergie, zoals bij hooikoorts
B
zorgvrager stelt zich aan.
C
anafylactische reactie
D
anafylactische shock

Slide 17 - Quiz

Stelling:
Van sommige middelen tegen allergie, de antihistaminica, kun je suf en slaperig worden.
(30 sec)
A
waar
B
niet waar

Slide 18 - Quiz

Welke bijwerkingen kun je NIET verwachten bij zorgvragers die neusdruppels met cromonen en corticosteroiden, of antihistaminica gebruiken bij hooikoorts. (45 sec)
A
roodheid in de neus
B
branderig, irritant gevoel
C
geur/smaak afwijkingen
D
neustussenschot perforatie

Slide 19 - Quiz

Stelling:
Bij een anafylactische reactie is er een normale bloeddruk. Bij een anafylactische shock is er een lage bloeddruk (30 sec)
A
waar
B
niet waar

Slide 20 - Quiz

Stelling:
Een shock ontstaat ALTIJD door een allergische reactie die uit de hand loopt.
(20 sec)
A
waar
B
niet waar

Slide 21 - Quiz

Wat is de belangrijkste farmacologische behandeling bij een zorgvrager met een anafylactische shock?
(45 sec)
A
antihistaminicum toedienen
B
corticosteroiden toedienen
C
adrenaline toedienen
D
beta blokker toedienen

Slide 22 - Quiz

Stelling:
Adrenaline injectie geven aan een zorgvrager geeft vervelende bijwerkingen, maar is ongevaarlijk verder (45 sec)
A
waar
B
niet waar

Slide 23 - Quiz

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Veel bijwerkingen.  Voor deze toets niet op 1 na: 
Het is teratogeen > wat betekent dat? 

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

Bij welke medicatie moet je bloedglucoses controleren?

Zelfs als de zorgvrager GEEN diabetes heeft
A
NSAID's.
B
corticosteroiden
C
methotrexaat
D
biological: infliximab.

Slide 33 - Quiz

Wat zijn de indicaties voor immuunosuppressiva, zoals methotrexaat?
A
psoriasis en reumatoide artritis
B
reumatoide artritis en ziekte van Crohn
C
ziekte van Crohn en sommige tumoren
D
reumatoide artritis en sommige tumoren

Slide 34 - Quiz

Bij welke medicatie moet je bij een zorgvrager extra letten op en voorzichtig zijn met de huid?
(bijv bij wassen en bij transfers >> het kleinste trauma kan al een beschadiging geven)
A
NSAID's.
B
corticosteroiden
C
methotrexaat
D
biological: infliximab.

Slide 35 - Quiz

Stelling:
Bij langdurig (>2 weken) gebruik van NSAID's systemisch, mag je daar NIET zomaar mee stoppen. Want dan is de hormoon feedback loop verstoord en kan dit gevaarlijk zijn.
A
waar
B
niet waar

Slide 36 - Quiz

Noem in 1 minuut zoveel mogelijk
bijwerkingen van
systemische corticosteroiden
timer
1:00

Slide 37 - Open question

Volgende week: 
Behandeling hormoon-ziekten, oa. diabetes. 

EN 

QUIZZ 
Stof t/m les 6

Slide 38 - Slide