2.1 Organen van dieren

• Biologie / Verzorging
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Thema 2, basisstof 1 

De eerste 3 minuten opstarten. Als de timer af gaat is het stil.

Pak je boek en schrift, zorg dat je mee kunt schrijven

Thema 2 Organen en cellen

• BS 1; Organen dieren 
  
• BS 2; Organen planten 
  
• BS 3; Weefsels 
  
• BS 4; Cellen  
  
• BS 5; Celkern   
  
• BS 6; Celdeling    

De leerdoelen

• Je kunt organen benoemen in een torso en in een dwarsdoorsnede van de romp.
• Je kunt organen benoemen in orgaanstelsels van mensen en dieren.

thema 2   bs 2.1 

organen van dieren

Organisatieniveau = niveau waarop je iets levends in de biologie kunt bestuderen

In thema 2 bekijken we 5 organisatieniveaus.  Van groot naar klein:

 

Organisme:       bestaat uit orgaanstelsels

Orgaanstelsel: bestaat uit organen

Orgaan:               bestaat uit weefsels

Weefsel:             bestaat uit cellen

Cel

(Boven het organisme en onder de cel zijn ook nog niveaus.)

Organen

Je lichaam bestaat uit organen.

Elk orgaan heeft een eigen taak

Organen kun je bekijken in een torso

Welk orgaan ken je al?
En wat doet dit orgaan?

Organen van dieren

Je moet kunnen bedenken waar de organen van andere dieren zitten. 

- Voor zoogdieren geldt dat de organen erg lijken op die van een mens. 
- Bij insecten is dat niet het geval. 

Omdat een hond een zoogdier is lijken zijn organen heel erg op die van ons. 

In afbeelding 4 zie je een sprinkhaan. Haar organen lijken niet op die van ons. 

Een sprinkhaan is een insect. Bij een sprinkhaan zul je de organen niet gelijk herkennen. 

Orgaanstelsel

- organen hebben een gezamenlijke taak. (bijv verteren van voedsel.)

- Elk orgaan heeft daarbij wel elk een eigen taak. (De mond doet iets anders dan de darmen.) 

Welke orgaanstelsels heb je?

• Bloedvatenstelsel (vervoeren van stoffen)
• Ademhalingsstelsel (ademhalen)
• Verteringsstelsel (voedsel verteren)
• Skelet (stevigheid geven)
• Spierstelsel (bewegen)
• Zenuwstelsel (signalen doorgeven)

wat	Aan de slag met Thema 2, Basisstof 1, in je boek. maken: opdr. 1 t/m 7.
Hoe	lees de tekst van basisstof 1 door
Hulp	1) boek 2) klasgenoot 3) docent
Tijd	tot 5 minuten voor het einde van de les.
Klaar	Als je klaar bent met de opdrachten ga je bezig met de test jezelf of flitskaarten.

Herhalen

Je moet de organen in afbeelding 1 uit  uit je hoofd weten. 

Je kunt ze bijvoorbeeld oefenen met het plaatje hiernaast. 

Je moet ook kunnen bedenken waar bepaalde organen zitten in een dwarsdoorsnede, zoals in opdracht 5.