12- 1 Present Perfect Review

Week 2 - lesson 3
Today's mission:
  • Je weet wanneer je de Present Perfect gebruikt
  • Je weet hoe je de Present Perfect maakt 
1 / 18
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Week 2 - lesson 3
Today's mission:
  • Je weet wanneer je de Present Perfect gebruikt
  • Je weet hoe je de Present Perfect maakt 

Slide 1 - Slide

What do you remember about the present perfect?

Slide 2 - Mind map

Slide 3 - Slide

Present perfect


 
Je gebruikt de Present perfect om aan te geven dat iets in het verleden is begonnen en nu nog bezig is.  

Je gebruikt de Present perfect ook om aan te geven dat iets in het verleden is gebeurd en dat je daar nu nog het resultaat van ziet



Slide 4 - Slide

Present perfect


 
Je maakt de Present perfect als volgt:

                    have/has + voltooid deelwoord


voltooid deelwoord = + ed (onregelmatig)
                                      derde rijtje (onregelmatig)  





Slide 5 - Slide

Maak present perfect:
I ..... eaten an apple.
A
have
B
has

Slide 6 - Quiz

Present perfect:
She .... (be).
A
She was.
B
She has been.

Slide 7 - Quiz

Present perfect:
Peter ......... (tell) a joke.
A
has told
B
have told
C
has telled
D
have telled

Slide 8 - Quiz

1. We ___ (to visit) my grandmother every day since her accident.

Slide 9 - Open question

2. She ___ (to visit) her grandfather every day in hospital.

Slide 10 - Open question

3. He feels sick because he ___ (to eat) too much.

Slide 11 - Open question

4. My cats ___ (never - to see) snow before!

Slide 12 - Open question

5. We are sad because we ___ (to miss) our bus and are now too late for the party.

Slide 13 - Open question

6. She ___ (never - to be) to New York.

Slide 14 - Open question

Ik weet nu hoe je de Present Perfect maakt.
A
ja
B
nee
C
een beetje

Slide 15 - Quiz

Ik weet nu wanneer je de Present Perfect gebruikt.
A
ja
B
nee
C
een beetje

Slide 16 - Quiz

Maak deze opdracht, gebruik de present perfect!




1. Jason ___ (see) snow before. Can you believe it?
2. We ___ (live) in this house since January.
3. He ___ (lose) his keys. He can't get into the house.
4. I ___ (have) a headache for two week now. 
5. That band ___ (receive) a lot of awards for their music.
6. ___ (eat - you) anything today?

Slide 17 - Slide

Dit wil ik nog leren/oefenen met de present perfect.

Slide 18 - Open question