P1 De Pruikentijd

tijdvak 6: Pruiken & Revoluties 
1700 - 1800 (18e eeuw)
De Pruikentijd
1 / 29
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes, text slides and 5 videos.

time-iconLesson duration is: 75 min

Items in this lesson

tijdvak 6: Pruiken & Revoluties 
1700 - 1800 (18e eeuw)
De Pruikentijd

Slide 1 - Slide


Welke overeenkomst hebben de mensen op de afbeelding?

Slide 2 - Open question

Leerdoelen
Aan het eind:
1. kun je omschrijven wie in de 18e eeuw pruiken droegen en waarom;

2. kun je 2 / 3 gevolgen benoemen van de Verlichting en ook 2 / 3 Verlichte Denkers opsommen.

3. + weet je met 2 argumenten uit te leggen waarom Eise Eisinga een plekje verdiend in het geschiedenisboek.

Slide 3 - Slide

De tijd van Pruiken en Revoluties
1700-1800

Slide 4 - Slide

Het dragen van pruiken begint met de Franse (zonne)koning Lodewijk XIV. Hij zegt dat hij alle macht van God heeft gekregen. Kortom, hij is een absolute vorst (absolutisme, droit divin --> goddelijk recht om te regeren)! 
Op zijn 17e wordt zijn haar al dunner en hij schaamt zich voor zijn beginnende kaalheid.
Oplossing? Dragen van een pruik met enorme zwarte krullen.
Tegen de stank wordt de pruik veel gepoederd. Deze poeders zijn vaak wit, vandaar de vele witte pruiken .
Lodewijk XIV is een echte trendsetter, want met de pruik kun je je rijkdom tonen. De pruik wordt een statussymbool. Ook zijn opvolgers dragen pruiken.

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

In de 18e eeuw (1700-1800, tijdvak 6 Pruiken & Revoluties) kent Nederland een slechte economie, terwijl ons land net uit de Gouden Eeuw (17e eeuw) komt.
Een heel klein groepje rijke families van handelaren en regenten (bestuurders van een stad) blijft enorm rijk en verlaten de stinkende stad en bouwen een 2e huis net buiten de stad. Deze 2e huizen worden buitenhuizen genoemd. 
Waar wonen in Nederland de mensen met de pruiken?
Volgende dia: Klokhuisfragment (5:00) met daarna een quizvraag.

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Twee uitspraken:

1. Theekoepels in de tuin van een buitenhuis is een echte Engelse / Nederlandse uitvinding.

2. Tijdvak 6: Pruiken & Revoluties vindt plaats in de 17 eeuw / 18e eeuw.
A
1. Engelse, 2. 17e eeuw
B
1. Engelsen, 2. 18e eeuw
C
1. Nederlandse, 2. 17e eeuw
D
1. Nederlandse, 2. 18e eeuw

Slide 9 - Quiz

De stroming: de Verlichting

In Frankrijk bestaat een standenmaatschappij, in Frankrijk heet dit het Ancien Régime
Steeds meer mensen uit de 3e stand worden ook rijker, maar hebben geen privileges (voorrrechten). Zo moet de 3e stand wel belasting betalen en de 1e en 2e stand niet! 
De 1e en 2e stand vertellen dat de standenmaatschappij gemaakt is door God. God bepaalt alles!
Maar steeds meer rijke mensen uit de 3e stand gaan dit steeds minder geloven. Zij gaan rationeel denken (eerst je eigen gezonde verstand gebruiken). Want bestaat God wel als je Hem niet kan bewijzen?

De Verlichting komt op in de 18e eeuw in de Westerse Wereld (zie plaatje).  





Volgende dia: gevolgen Verlichting.

Slide 10 - Slide

Nieuwe ideeën : 
De nieuwe ideeën van de stroming De Verlichting hebben gevolgen op: 
 1. politiek, 2. economie, 3. samenleving/ sociaal en 4. godsdienst.


Politiek
Economie
Sociaal
Godsdienst
- Driemachtenscheiding (trias politica)

- Grondwet

- Volkssoevereiniteit (de bestuurders van het land krijgen toestemming van het volk om het land te besturen)
- Eigenbelang (iedereen kan worden wat hij/zij wil)

- Vrijmarkteconomie (vrijhandel)
- Mensenrechten (vb: vrijheid van meningsuiting)

- Gelijkheid

- Tolerantie (respect voor alle geloven)

- Scheiding kerk en staat

Slide 11 - Slide

Voorbeelden Verlichte Denkers:
John Locke (Engeland): "Ik vind dat alle mensen vrij en gelijk worden geboren. Iedereen bezit dus ook dezelfde grondrechten. De koning bewaakt deze grondrechten en krijgt zijn macht van het volk. Is de koning niet goed? Dan mag het volk een nieuwe koning kiezen.



Rousseau (Frankrijk): "Ik vind dat het volk de macht moet hebben. Er is geen koning nodig maar een gekozen Parlement. Daarom moet de democratie worden ingevoerd".
Voltaire (Frankrijk): "Ik vind dat je God moet vergelijken met een klokkenmaker. Hij heeft de aarde wel geschapen, maar bemoeit zich er verder niet meer mee. God aanbidden is prima, het maakt niet uit op welke manier. Kortom, wees tolerant". Ik geloof wel in God en ben dus geen atheïst.
Montesquieu (Frankrijk): "Een absoluut vorst (alleenheerser) zou altijd zijn macht misbruiken. Daarom moet de macht in drieen (driemachtenleer) worden gescheiden (wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht)".

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

Twee uitspraken:
1. De Reformatie en de Wetenschappelijke Revolutie zijn oorzaken/ gevolgen van de Verlichting.

2. Wie vergelijkt God met een klokkenmaker?
A
1. oorzaken, 2. Rousseau
B
1. oorzaken, 2. Voltaire
C
1. gevolgen, 2. Rousseau
D
1. gevolgen, 2. Voltaire

Slide 14 - Quiz

Wie heeft de driemachtenscheiding (machtenleer) in de politiek bedacht?
A
Montesquieu
B
Kant
C
Locke
D
Rousseau

Slide 15 - Quiz


Hiernaast is de Standenmaatschappij in Frankrijk uitgebeeld in een spotprent. 
Klik op de afbeelding om in te zoomen.

Twee uitspraken:
Uitspraak 1: Je ziet drie mannen, de onderste man komt uit de 1e stand.
Uitspraak 2: De maker van de spotprent is tegenstander van de Standenmaatschappij.

A
Alleen uitspraak 1 is juist
B
Alleen uitspraak 2 is juist
C
Beide uitspraken zijn juist
D
Beide uitspraken zijn onjuist

Slide 16 - Quiz


Twee zinnen:
1. De standenmaatschappij in Frankrijk begon al in de Middeleeuwen en bleef nog bestaan tot de periode van de Verlichting.

2. Tot op de dag van vandaag is al een paar honderd jaar in de politiek van westerse landen de driemachtenleer van Montesquieu aanwezig.

Bij welke zin is sprake van Continuïteit (blijft hetzelfde) en bij welke is sprake van Verandering


A
1. Continuïteit, 2. Continuïteit
B
1. Continuïteit, 2. Verandering.
C
1. Verandering, 2. Verandering
D
1. Verandering, 2. Continuïteit

Slide 17 - Quiz

Sleep de 7 nieuwe ideeen van de stroming de Verlichting naar de juiste plek in de tabel: 
Vrijheid van meningsuiting
Tolerantie
Eigenbelang
Gelijkheid (bv tussen man en vrouw)
Scheiding tussen kerk en staat
Vrijemarkt- economie
Driemachten- scheiding

Slide 18 - Drag question

1. Een oorzaak/ gevolg van de Verlichting is het schrijven van een Enclyclopedie (1751) waarin alle kennis werd verzameld.

2. De koning, geestelijken en de adel waren het eens / oneens met de Verlichting.
A
1. oorzaak, 2. eens
B
1. oorzaak, 2. oneens
C
1. gevolg, 2. eens
D
1. gevolg, 2. oneens

Slide 19 - Quiz

Hoe ziet zijn woonkamer eruit?
Een van de bekendste Verlichte Denkers uit Nederland is Eise Eisinga.
Een dominee voorspelt dat in mei 1774 de aarde in de zon gaat verbranden.
Eise Eisinga is het hier niet mee eens en gaat in zijn vrije tijd 7 jaar lang aan het plafond in zijn woonkamer het planetenstelsel nabouwen. Eise Eisinga krijgt gelijk, want de aarde vergaat niet. Zijn huis in Franeker (Friesland) is nu een museum (planetarium).

Slide 20 - Slide

0

Slide 21 - Video

Deze vraag gaat over de Pruikentijd en de Verlichting.

Welke uitspraak is juist?

Aanhangers van de verlichting...
A
dachten dat je met religie (godsdienst) alles kunt verklaren.
B
wilden de maatschappij houden zoals deze was.
C
wilden een rechtsstaat met een grondwet.
D
Geen van de genoemde antwoorden is juist.

Slide 22 - Quiz

Deze les gaat onder ander over de Verlichting.

Het verhaal van Eise Eisinga past hier goed bij, want:

(volgende dia: vervolg filmje Eise Eisinga (9:00)
A
Eisinga geloofde niets van wat de predikant zei.
B
Eisinga bouwde het zonnestelsel na in zijn woonkamer.
C
Eisinga leefde van 1744-1828 in Friesland.
D
Geen van de genoemde antwoorden is juist.

Slide 23 - Quiz

Slide 24 - Video

Objectief is een feit, subjectief is een mening.

Welke zin is een voorbeeld van een subjectieve zin?
A
Eise Eisinga schrijft op zijn 15e al een wiskundeboek van 650 bladzijdes.
B
Eise Eisinga heeft het eerste Planetarium ter wereld gebouwd en werkt nog steeds
C
Eise Eisinga was tegenstander van de koning (stadhouder). Daarom was hij bang voor de doodstraf en vluchtte naar Duitsland.
D
Alle genoemde voorbeeldzinnen zijn objectief

Slide 25 - Quiz



Bij het vak geschiedenis heb je 4 soorten onderzoeksvragen.
1. Beschrijvende vragen: gebruik je als meer wilt weten over een situatie of verschijnsel in het verleden.
2. Verklarende vragen: gebruik je als je wilt uitleggen waardoor dingen gebeurd zijn.
3. Vergelijkende vragen: gebruik je als je overeenkomsten en verschillen van een situatie of verschijnsel wilt weten.
4. Waarderende vragen: gebruik je om te onderzoeken wat jij ergens van vindt.

"Vind jij dat Eise Eisinga een plekje verdiend in het geschiedenisboek?" .....is een voorbeeld van een:

A
beschrijvende vraag
B
verklarende vraag
C
vergelijkende vraag
D
waarderende vraag.

Slide 26 - Quiz

Deze vraag gaat over de Pruikentijd.

Bij het vak geschiedenis wordt onderscheidt gemaakt in beschrijvende vragen, verklarende vragen en waarderende vragen.

Wat is een voorbeeld van een VERKLARENDE onderzoeksvraag die bij de bron past?
A
Hoe ziet het planetarium van Eise Eisinga eruit?
B
Op welke manier werd Eise Eisinga beïnvloed door de ideeën van de verlichting?
C
Wat vind je ervan dat Eisinga het planetarium in zijn eentje bouwde en daar 7 jaar over heeft gedaan?
D
Geen van de genoemde antwoorden is een voorbeeld van een VERKLARENDE onderzoeksvraag.

Slide 27 - Quiz

Twee uitspraken:

1. Eise Eisinga is gestorven in 1828. Kortom, hij is gestorven in tijdvak 7: Pruiken & Revoluties.
2. De dominee uit het filmpje is een atheïst.

(volgende dia: antwoord geven op leerdoelen).
A
1. juist, 2. onjuist
B
1. onjuist, 2. juist
C
Beide uitspraken zijn juist
D
Beide uitspraken zijn onjuist

Slide 28 - Quiz


Aan het eind:
1. kun je omschrijven wie in de 18e eeuw pruiken droegen en waarom;
2. kun je 2 / 3 gevolgen benoemen van de Verlichting en ook 2 / 3 Verlichte Denkers opsommen.
3. + weet je met 2 argumenten uit te leggen waarom Eise Eisinga een plekje verdiend in het geschiedenisboek.

Zet de cijfers 1 t/m 3 onder mekaar en geef per leerdoel UITGEBREID antwoord:


Slide 29 - Open question