Ontwikkeling: arm en rijk

Hfst 2
Ontwikkeling: Arm en rijk
2.3
1 / 19
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 19 slides, with text slides.

Items in this lesson

Hfst 2
Ontwikkeling: Arm en rijk
2.3

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Bron:
BuiteNLand
Noordhoff

Slide 3 - Slide

Welvaart: De rijkdom van een land, gemeten op basis van geld in bnp/hoofd.

bruto nationiaal product per hoofd (bnp/hoofd): Alles wat in een land in een jaar wordt verdiend, gedeeld door het aantal inwoners.

Slide 4 - Slide

bron:
BuiteNLand 
Noordhoff
In arme landen is het leven veel goedkoper, dus alleen kijken naar inkomen is niet voldoende.

Als je wilt bepalen of een land echt arm is kijk je naar het welzijn.

Slide 5 - Slide

1. Gezondheid: Wat is de levensverwachting? Hoeveel artsen zijn er per 1000 inwoners?

2. Onderwijs: Hoeveel mensen kunnen lezen en schrijven (wat is de alfabetiseringsgraad)?

3. koopkracht: Hoeveel kan iemand kopen met zijn inkomen? Hoe hoog zijn de prijzen?

Slide 6 - Slide

driedeling: Je kan landen in drie groepen verdelen als je kijkt naar welvaart.

1. koplopers (centrumlanden). de ontwikkelde landen (rijke landen) VS, Japan, Nederland

2. volgers (semiperiferie) Landen die steeds rijker worden. Rusland, India, China

3. achterblijvers (periferie) De armste landen. Veel Afrikaanse landen.

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Informele sector

-Geen officiele baan.
-Betaald geen belasting.
-Inkomsten anders elke dag.
-Geen inkomsten als je ziek bent


Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Formele sector.
-Vaste baan.
-Betalen belasting
-Verdienen elke maand een vast inkomen

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Grote verschillen in 
inkomen in de steden

Slide 13 - Slide

Grote armoede op het platteland. Hier nog meer armoede dan in de steden.
Door deze regionale ongelijkheid verhuizen in arme landen veel mensen van het platteland naar de stad.

Slide 14 - Slide

Beroepsbevolking: Alle mensen die betaald werk doen + alle werklozen 

Slide 15 - Slide

1. Landbouw
Hoe armer een land is, hoe meer mensen in de landbouw werken.

Slide 16 - Slide

2. Industrie: Werk in fabrieken. Vooral in China en andere opkomende landen is veel industrie.

Slide 17 - Slide

Nederland distributieland: Vanuit Nederland worden veel goederen naar het buitenland vervoerd (distributie).

We hebben goede verbindingen nodig over wegen, kanalen, spoorlijnen, etc. Dit noemen we infrastructuur.

Slide 18 - Slide

3. Diensten
Dienstverlening, mensen die werken op kantoren, in winkels, openbaar vervoer, ziekenhuizen, scholen, horeca, etc.
In rijke landen werken de meeste mensen in de dienstensector.

Slide 19 - Slide