1.3 Vermogen

1 / 11
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1,3

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Vermogen = spanning x stroomsterkte
1. Wat is het symbool, de eenheid van deze grootheid ? 
2. Geef de formule van spanning en stroomsterkte.

Slide 2 - Slide

wat is het symbool van vermogen
A
P
B
I
C
U
D
R

Slide 3 - Quiz

Wat is de formule van Stroomsterkte ?
A
I = U : R
B
I = P : U
C
U = I x R
D
I = P x U

Slide 4 - Quiz

Vermogen = spanning x stroomsterkte
P ;I1. Wat is het symbool, de eenheid van deze grootheid ? 
2. Geef de formule van spanning en stroomsterkte.

1.                       P = U x I
    2.                      U = P  : I    
                       I = P : U


Slide 5 - Slide

Vraag:
Ik koop een nieuw lampje voor boven het fornuis. Op de verpakking staat; 12 V en 800 mA. Wat is het vermogen van dit lampje?

Slide 6 - Slide

Ik koop een nieuw lampje voor boven het fornuis. Op de verpakking staat; 12 V en 800 mA. Wat is het vermogen van dit lampje?
A
9,6 V
B
9600 V
C
9,6 W
D
9600 A

Slide 7 - Quiz

Antwoord
* eerst gelijk maken        800 mA = 0,8 A
* formule :
P = u x I
P = 12 V x 0,8 A
P = 9,6 watt

Slide 8 - Slide

Stel een elektrische waterkoker is aangesloten op de netspanning van 230V, en verbruikt 2A aan stroomsterkte. Bereken dan het vermogen?

A
tussen de 0 - 200W
B
tussen de 200 - 400W
C
tussen de 400 - 600W
D
Meer dan 600W

Slide 9 - Quiz

Over een lampje staat een spanning van 6 Volt en er gaat een stroomsterkte van 1,5 Ampère door.
Wat is het vermogen?
A
7,5 Ohm
B
7,5 Watt
C
9 Ohm
D
9 Watt

Slide 10 - Quiz

P=U*I U=I*R
Stroomsterkte is 2 Ampère, weerstand is 10 Ohm. Wat is het vermogen?
A
20 Watt
B
20 Volt
C
40 Watt
D
40 Volt

Slide 11 - Quiz