*Deel 4 spelling H4, vwo 2

Spelling H4 - werkwoorden
Persoonsvorm in de verleden tijd: -de(n), dde(n), -te(n), tte(n).
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Spelling H4 - werkwoorden
Persoonsvorm in de verleden tijd: -de(n), dde(n), -te(n), tte(n).

Slide 1 - Slide

Vandaag
* Bespreken huiswerk
* Even oefenen
* Gezamenlijk maken opdracht 3 
* Aan de slag

Slide 2 - Slide

Na deze les:

  • Weet je wanneer je -te en -de gebruikt in persoonsvorm verleden tijd 
  • Ken je de regels voor het goed schrijven van een voltooid deelwoord en een bijvoeglijk naamwoord

Slide 3 - Slide

Persoonsvorm in de verleden tijd: -de(n), dde(n), -te(n), tte(n).
  • Ga altijd terug naar de stam! (vluchten - vlucht
  • Kijk goed of het over één persoon gaat, of over meerdere mensen:
                - 1 persoon: -te of -de (afhankelijk van de stam)
                - 2 personen: -ten of -den (afhankelijk van de stam) 
  • Bijvoeglijk naamwoord? Dan zo kort mogelijk! (gevluchte). Tenzij het nodig is voor de uitspraak (bekladde)

Slide 4 - Slide

Bespreken huiswerk: opdr 1 en 2
  • Controle
  • Vragen?  

Slide 5 - Slide

Opdracht 1
1 Volgens de overlevering pvvt - stichtten Romulus en Remus de stad Rome.
2 Ik zal niemand inf - aanraden in die volle tram naar het centrum te stappen.
3 Waarom pvtt - pleiten de vakbonden toch altijd weer voor hogere lonen?
4 De boeren pvvt - zuchtten eeuwenlang onder de zware belastingen van de adel.
5 In dit restaurant pvvt - kruidden de koks de gerechten vroeger veel te sterk.
6 Op de Waddeneilanden pvtt - stranden ook nu nog geregeld jonge potvissen.


Slide 6 - Slide

Opdracht 2
1 (Vergoeden) de verzekering alle door de storm (aanrichten) schade?
2 De rebellen (bevrijden) de van verraad (betichten) politicus uit zijn cel.
3 Waarom (verplanten) je daarstraks die gisteren pas (poten) struik?
4 In de met rubber (bekleden) bekisting (storten) de aannemer het beton.
5 De wind (verspreiden) de de as van het (verbranden) hout uit de vuurkorf.
6 Aileen (praten) de hele tijd over de zojuist (smeden) vakantieplannen.


Slide 7 - Slide

Opdracht 2
1 pvvt - Vergoedde de verzekering alle door de storm bn - aangerichte schade?
2 De rebellen pvvt - bevrijdden de van verraad bn - betichte politicus uit zijn cel.
3 Waarom pvvt - verplantte je daarstraks die gisteren pas bn - gepote struik?
4 In de met rubber bn - beklede bekisting pvtt - stortte de aannemer het beton.
5 De wind pvvt - verspreidde de as van het bn - verbrande hout uit de vuurkorf.
6 Aileen pvvt - praatte de hele tijd over de zojuist bn - gesmede vakantieplannen.


Slide 8 - Slide

Even oefenen 

Slide 9 - Slide

De juryleden ... (twisten, vt) lang over de uitslag.
A
twisten
B
twistten

Slide 10 - Quiz

Wie wil aandacht besteden aan het ... (pesten) meisje?
A
gepeste
B
gepestte

Slide 11 - Quiz

In het park ... (verwonden) de hond een jong katje.
A
verwonde
B
verwondde

Slide 12 - Quiz

Familieleden ... (verblijden) hen afgelopen zondag.
A
verblijden
B
verblijdden

Slide 13 - Quiz

De ... (landen) passagiers kwamen aan in de aankomsthal.
A
gelande
B
gelandde

Slide 14 - Quiz

De ... (vergroten) foto's hingen in de hal.
A
vergrootte
B
vergrote

Slide 15 - Quiz

Het huis ........... (branden, verleden tijd) gisteren helemaal af.
A
brande
B
branden
C
brandde
D
brandden

Slide 16 - Quiz

De ... muur werd grondig schoongemaakt.
A
beklade
B
bekladde
C
bekladen
D
bekladden

Slide 17 - Quiz

Opdracht 3

Slide 18 - Slide

Zulke oorbellen ... vroeger een vermogen.
A
kosten
B
kostten
C
koste
D
kostte

Slide 19 - Quiz

Onze kok zal het eten ... voor zo’n driehonderd genodigden.
A
bereide
B
bereiden
C
bereidde
D
bereidden

Slide 20 - Quiz

Waar gingen die ... carnavalsvierders eigenlijk naartoe?
A
verkleedde
B
verkleedden
C
verklede
D
verkleden

Slide 21 - Quiz

In dit klooster ... monniken nog altijd een vredig bestaan.
A
leiden
B
leidden
C
lijden
D
lijdden

Slide 22 - Quiz

De door de crisis ... economie herstelt zich langzaam.
A
ontwrichtten
B
ontwrichten
C
ontwrichte
D
ontwrichtte

Slide 23 - Quiz

In welke landen mag een man zijn echtgenote nog ...?
A
verstootten
B
verstootte
C
verstoten
D
verstote

Slide 24 - Quiz

Aan de slag
Maak opdracht 4 en 5 van Spelling H4 (blz 127).

Slide 25 - Slide