Tussentoets bespreken

Rekenen met breuken
Bereken en noteer alle tussenstappen:

 


1 / 16
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 16 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Rekenen met breuken
Bereken en noteer alle tussenstappen:

 


Slide 1 - Slide

Snelheid
De Keniaan Silas Kiplagat loopt de 1500 meter in 3:29,27 minuten.
   Bereken zijn gemiddelde snelheid in km per uur.
De Rond je antwoord af op één decimaal.


Slide 2 - Slide

Antwoord
3:29,27 minuten is 3 × 60 + 29,27 = 209,27 seconden





1,5 × 3600 = 209,27 × ?  ---->  ? = 1,5 × 3600 : 209,27 = 25,80…
De gemiddelde snelheid is ongeveer 25,8 km per uur.


afstand in km 
1,5 
?
tijd in seconden
209,27
3600

Slide 3 - Slide

Bewoners in Manitoba
       De oppervlakte van Canada is 9 984 670 km2. 
Van de oppervlakte van Canada bestaat deel uit water.

a       Hoeveel km2 water heeft Canada?



Slide 4 - Slide

Antwoord
  deel van 9 984 670 km2 is 9 984 670 : 12 ≈ 832 056 km2.
121

Slide 5 - Slide

Standaardvorm
Bij een dopingcontrole bedroeg de hoeveelheid clenbuterol die bij wielrenner Contador gemeten werd in zijn bloed 0,000 000 000 005 gram.
T Noteer dit getal in de standaardvorm.

Slide 6 - Slide

Antwoord
0,000 000 000 005 gram = 5 ×               gram
1012

Slide 7 - Slide

Vergelijking oplossen
Los de volgende vergelijking op met de balansmethode.
2x+7=-3(7-2x)

Slide 8 - Slide

Antwoord
2x+7=21+6x
4x=28
x=7

Slide 9 - Slide

Auto’s in Nederland
In de tabel zie je gegevens van 2015 over het bezit van auto’s van de Nederlanders van 18 jaar en ouder. Je ziet onder andere dat 50,4% van de Nederlanders in 2015 een auto had.


Hoeveel personen van 18 jaar en ouder woonden er in totaal in Nederland? Rond je antwoord af op honderdtallen.

Slide 10 - Slide

Antwoord




6 666 900 × 100 = 50,4 × ?
? = 6 666 900 × 100 : 50,4 ≈ 13 227 976
In Nederland woonden ongeveer 13 227 800 personen van 18 jaar en ouder.


aantal personen
6 666 900
?
percentage
50,4
100

Slide 11 - Slide

Productie van een fabriek
Met de formule a=20t kun je het aantal apparaten a berekenen dat in een fabriek is geproduceerd na t uur. De totale kosten TK in euro’s kun je berekenen met de formule TK=5a+300.
Bereken de totale kosten na 8 uur.
Stel een formule op waarbij de totale kosten TK worden uitgedrukt in de tijd t.
Herleid de formule zo ver mogelijk.


Slide 12 - Slide

Antwoord



De totale kosten zijn € 1.100,-.


a=208=160
TK=5160+300=1100
TK=520t+300
KT=100t+300

Slide 13 - Slide

Verbanden

Slide 14 - Slide

Antwoord
Tabel A: Het product van x en y is altijd 72.

Dus : tabel A hoort bij een omgekeerd evenredig verband.
Tabel B hoort niet bij een recht of bij een omgekeerd evenredig verband.
Tabel C: De verhouding van x en y is altijd 2,5.

Dus: tabel C hoort bij een recht evenredig verband.

172=236=324=418=72
37.5=512.5=820=1230=2.5

Slide 15 - Slide

Tabel A:   
Tabel B: Als x met 3 toeneemt, neemt y met 9 toe.
De richtingscoëfficiënt is 

Het startgetal is .
Bij tabel B hoort de formule .
Tabel C
xy=72
y=x72
39=3
223=4
y=3x4
y=2.5x

Slide 16 - Slide