persoonlijke voornaamwoorden + to be

Persoonlijke voornaamwoorden 
en 
to be


Kader 1
25-1-2023
1 / 38
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Persoonlijke voornaamwoorden 
en 
to be


Kader 1
25-1-2023

Slide 1 - Slide

Aan het eind van de les:
  • Kennen we persoonlijk voornaamwoorden in het Engels.
  • Kunnen we de persoonlijk voornaamwoorden gebruiken.
  • Kennen we de drie vormen van to be.
  • Kunnen we de vormen van to be in een zin zetten.

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

PERSONAL PRONOUNS

Persoonlijke voornaamwoorden zeggen iets over de persoon die iets doet.

She is very sweet.
They are always late.
Why do you like him?

Slide 4 - Slide

LET OP! HET ENGELSE WOORD 'I' SCHRIJF JE ALTIJD MET EEN HOOFDLETTER, OOK AL STAAT HET MIDDEN IN DE ZIN!
Dit zijn persoonlijke voornaam-
woorden die gaan over het ONDERWERP. Ze staan aan het begin van de zin.

Slide 5 - Slide

Let op!
In het Engels heb je twee keer het persoonlijk voornaamwoord: you

you betekent: jij en jullie

Slide 6 - Slide

Vul aan:
___ (ik) am 12 years old.
A
You
B
He
C
They
D
I

Slide 7 - Quiz

Vul aan:
___ (zij) is late for school.
A
They
B
She
C
He
D
It

Slide 8 - Quiz

Vul aan:
___ (hij) is taller than me.
A
he
B
we
C
she
D
you

Slide 9 - Quiz

_____(we) are going to play football.
A
you
B
we
C
I
D
they

Slide 10 - Quiz

I have funny friends, _____(zij) always make me laugh.
A
they
B
she
C
you
D
we

Slide 11 - Quiz

Are_____(jij) coming to my party?
A
I
B
she
C
they
D
you

Slide 12 - Quiz

Do you see that cat? ____(het) is very fluffy.
A
he
B
she
C
it
D
you

Slide 13 - Quiz

ik
jij
hij
zij (ev)
het
wij
zij (mv)
jullie
they
she
you
he
we
it
you
I

Slide 14 - Drag question

Slide 15 - Slide

Note: to be = zijn
I am = ik ben 
you are = jij bent
she is = zij is
he is = hij is
it is = het is
we are = wij zijn
you are = jullie zijn
they are = zij zijn


Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

She ...... a very nice girl.
A
am
B
is
C
are

Slide 18 - Quiz

You ...... a very good student.
A
am
B
is
C
are

Slide 19 - Quiz

Pat and Jack ...... friends.
A
am
B
is
C
are

Slide 20 - Quiz

...... your parents at home?
A
am
B
is
C
are

Slide 21 - Quiz

No, we ...... at home right now.
A
am not
B
is not
C
are not

Slide 22 - Quiz

Where ...... your cat? At home.
A
am
B
is
C
are

Slide 23 - Quiz

Which of these bicycles ...... yours?
The red one.
A
am
B
is
C
are

Slide 24 - Quiz

My parents ...... working right now.
A
am
B
is
C
are

Slide 25 - Quiz

How ...... you?I'm fine, thank you.
A
am
B
is
C
are

Slide 26 - Quiz

I'm sorry, nobody ...... at home right now.
A
am
B
is
C
are

Slide 27 - Quiz

Who ...... there?
A
am
B
is
C
are

Slide 28 - Quiz

I ...... happy at all.
A
amn't
B
aren't
C
'm not
D
am not

Slide 29 - Quiz

Where ...... everybody?
A
am
B
is
C
are

Slide 30 - Quiz

Where ...... you?
A
am
B
is
C
are

Slide 31 - Quiz

Ik ben                                 .......................................

jij bent                                .......................................

hij is                                    ........................................

zij is                                     ........................................

wij zijn                                ........................................

zij zijn                                 .........................................

Jullie zijn                           .........................................

I am
You are
He is
She is
They are
You are
we are

Slide 32 - Drag question

Lesdoelen

Slide 33 - Slide

Ik ken de persoonlijke voornaamwoorden in het Engels.
Ja
nee
een beetje

Slide 34 - Poll

Ik kan de persoonlijke voornaamwoorden gebruiken
Ja
Nee
Een beetje

Slide 35 - Poll

Ik ken de drie vormen van to be.
Ja
Nee
Een beetje

Slide 36 - Poll

Ik kan de vormen van to be in een zin zetten.
Ja
Nee
Een beetje

Slide 37 - Poll

Slide 38 - Slide