Oefentoets werkwoorden

Oefentoets werkwoorden 
Lesstof: 
- zwakke werkwoorden (met stam op -d/-t)
- haben / sein / werden 
- sterke werkwoorden
- modale werkwoorden 

Let op: vóór je deze toets maakt is het belangrijk dat je elk onderdeel hebt geoefend 
1 / 38
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2,3

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Oefentoets werkwoorden 
Lesstof: 
- zwakke werkwoorden (met stam op -d/-t)
- haben / sein / werden 
- sterke werkwoorden
- modale werkwoorden 

Let op: vóór je deze toets maakt is het belangrijk dat je elk onderdeel hebt geoefend 

Slide 1 - Slide

Voor je gaat beginnen... 
Schrijf je de rijtjes van de werkwoorden op. 
Dat helpt je tijdens het maken van deze "toets".

Doe het uit je hoofd. Het is een check voor jezelf wat je al kent en kan, je hoeft geen 10 te halen ;)

Slide 2 - Slide

Alles opgeschreven?
Dan gaan we beginnen. Vul bij de volgende opgaven alleen het juiste werkwoord in, je hoeft niet de hele zin over te nemen. 

Slide 3 - Slide

zwakke werkwoorden 

Slide 4 - Slide

(wohnen)
Mit wem ......... du in Kampen?

Slide 5 - Open question

(spielen)
Ich ......... jeden Tag am Computer.

Slide 6 - Open question

(heißen)
Wie ....... du?

Slide 7 - Open question

(kaufen)
Ihr ...... viel zu viel Schuhe!

Slide 8 - Open question

(arbeiten)
Sem .......... jeden Samstag.

Slide 9 - Open question

(warten)
Ihr ....... um die Ecke.

Slide 10 - Open question

(hören)
Hast du diese tolle Musik ..........?

Slide 11 - Open question

haben/sein/werden

Slide 12 - Slide

(zijn)
Ich ...... 12 Jahre alt.

Slide 13 - Open question

(worden)
Ich ............ nächste Woche 15 Jahre.

Slide 14 - Open question

(hebben)
Wie viele Geschwister ........ du?

Slide 15 - Open question

(hebben)
Ihr ..... 30 Minuten Zeit.

Slide 16 - Open question

(zullen)
Was .......... du heute Abend essen?

Slide 17 - Open question

(zijn)
Wir ...... schon einen Monat zu Hause.

Slide 18 - Open question

(hebben)
Levi ...... ein neues Handy gekauft.

Slide 19 - Open question

(zijn)
Herr Meijer, ....... Sie schon lange Lehrer?

Slide 20 - Open question

(zullen)
Er .......... um 10 Uhr nach Hause gehen.

Slide 21 - Open question

modale werkwoorden

Slide 22 - Slide

(kunnen)
Du ........ gut Fußball spielen.

Slide 23 - Open question

(mogen)
Wir ........ nach 9 Uhr nicht mehr draußen sein.

Slide 24 - Open question

(weten)
Ich ..... nicht, wie spät es ist.

Slide 25 - Open question

(graag willen)
Was ........... du trinken?

Slide 26 - Open question

(willen)
Ihr ....... natürlich gerne Deutsch lernen.

Slide 27 - Open question

(lusten)
Er ........ Pizza.

Slide 28 - Open question

(moeten)
Siebren ....... seine Hausaufgaben noch machen.

Slide 29 - Open question

sterke werkwoorden

Slide 30 - Slide

(fahren)
Marit ......... dieses Jahr nicht in Urlaub.

Slide 31 - Open question

(nehmen)
Wie viel Geld ......... du mit?

Slide 32 - Open question

(lesen)
Ihr Mann und sie .......... gerne ein Buch.

Slide 33 - Open question

(sehen)
Wie oft ....... Mano seine Freunden?

Slide 34 - Open question

(laufen)
Ihr ....... zu schnell für mich.

Slide 35 - Open question

Slide 36 - Slide

Dat waren de vragen.... Ging het goed? Kende je alle werkwoorden? Wat moet je nog herhalen?

Slide 37 - Open question

Tot slot: Wat heb je nog van mij als docent nodig?

Slide 38 - Open question