Speltheorie

Oplossingen prisoners’ dilemma
Er worden in de theorie verschillende ‘oplossingen’ gegeven voor het prisoners’ dilemma. 
De meest voorkomende:
- zelfbinding: je sluit een bepaalde keuze voor jezelf uit; de andere speler weet dit en je hoopt dat dit voldoende is om de andere speler ertoe te bewegen om ook een andere keuze te maken.
1 / 17
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 5

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Oplossingen prisoners’ dilemma
Er worden in de theorie verschillende ‘oplossingen’ gegeven voor het prisoners’ dilemma. 
De meest voorkomende:
- zelfbinding: je sluit een bepaalde keuze voor jezelf uit; de andere speler weet dit en je hoopt dat dit voldoende is om de andere speler ertoe te bewegen om ook een andere keuze te maken.

Slide 1 - Slide

- sociale norm: als je elkaar goed kent en / of reputatieschade wil voorkomen, kan dit betekenen dat je toch de ‘sociaal wenselijke’ keuze maakt (ook al is dit niet de ‘beste’ keuze volgens de oplossingsmatrix).
  

Probleem met deze ‘oplossingen’ is dat de dominante keuze niet verandert (de beste keuze gezien de opbrengstenmatrix).

Slide 2 - Slide

Andere mogelijkheid is het kijken naar de collectieve opbrengsten, gezamenlijk kom je tot een hogere opbrengst. 

Ook de overheid kan ingrijpen, door bijvoorbeeld bepaalde dingen verplicht te stellen, of de productie van iets in eigen hand te nemen en mensen te laten betalen via de belastingen.

Slide 3 - Slide

Battle of the sexes

Het spel ‘battle of the sexes’ is een economiespel waarbij er twee evenwichten ontstaan en de oplossing dus gezocht moet worden in andere factoren (waarover onderhandeld moet worden). 

Als de twee evenwichten allebei eenzelfde collectieve opbrengst hebben, is er sprake van een constante waardespel.

Slide 4 - Slide

Voorbeeld: battle of the sexes
Freddy en Carly besluiten hoe ze hun vrije dag gaan besteden:
- Carly wil graag naar de opera
- Freddy wil graag naar een voetbalwedstrijd
- Freddy houdt meer van voetbal, Carly houdt meer van opera
(een bezoek aan de voorkeursactiviteit = +1 punt)
- Ze gaan liever samen dan gescheiden
(samen = +1 punt ; gescheiden = 0 punten)

Slide 5 - Slide


Slide 6 - Slide

Verzonken kosten
De oplossing van een spel met twee uitkomsten kan (ook) worden gevonden in het meenemen van verzonken kosten.
Verzonken kosten zijn kosten die je maakt en die niet teruggedraaid kunnen worden. 

Slide 7 - Slide

Als je bijvoorbeeld als bakker kosten maakt door een nieuwe oven aan te schaffen, zijn dit geen verzonken kosten. Je kunt immers de oven weer verkopen en zo de kosten als het ware ‘terugdraaien’. Als je echter een medewerker een cursus laat volgen, kun je de kosten daarvan niet meer terugdraaien. Hoe kun je ‘verleden tijd’ verkopen?

De getallen in de matrix veranderen door het meenemen van verzonken kosten, zodat er maar één evenwicht ontstaat.

Slide 8 - Slide

Voorbeeld: verzonken kosten & matrix
Stel dat Carly (uit het vorige voorbeeld) een galajurk heeft gekocht voor het bezoek aan de opera.

Die jurk kan niet meer worden teruggebracht naar de winkel en is duidelijk niet geschikt om te dragen naar een voetbalwedstrijd.

Slide 9 - Slide

Dit verandert de opbrengstenmatrix voor Carly (voetbal krijgt nu punt minder en opera punt er bij) en ook de uitkomst van de situatie:




Door de jurk krijgt Carly een dominante strategie. Zij zal altijd kiezen voor de opera, wat Freddy ook zal doen. Hierdoor ontstaat er een enkel Nash-evenwicht. 

Slide 10 - Slide

Vraag 1:
Persoon A en B worden
beide door de politie apart
verhoord, wat is de verwachte uitkomst en welke stelling is juist (hoe lager het getal, hoe beter)?
A
Allebei zwijgen en er is geen Nash-evenwicht
B
Allebei zwijgen en er is wel een Nash-evenwicht
C
Allebei bekennen en er is geen Nash-evenwicht
D
Allebei bekennen en er is wel een Nash-evenwicht

Slide 11 - Quiz

Vraag 2:
De NS laat meer treinen rijden tussen Utrecht en Eindhoven. Wat is hier zeker een positief extern effect van?
A
Langer wachten voor de spoorbomen in Vught
B
Veranderde treintijden voor de sprinters op hetzelfde traject
C
Minder vervuiling
D
Kortere wachttijden op dit traject

Slide 12 - Quiz

Vraag 3:
Welke stelling is juist? (Hoe hoger het getal, hoe beter)
A
Alleen Speler 1 heeft een dominante strategie
B
Alleen Speler 2 heeft een dominante strategie
C
Beide spelers hebben een dominante strategie
D
Beide spelers hebben geen dominante strategie

Slide 13 - Quiz

Vraag4:
Het is winter en vannacht heeft het gevroren. Hendrik ziet er nu ongelofelijk tegen op om met de auto naar zijn werk te gaan. Gelukkig is er wel gestrooid. Het strooien van zout op de wegen is een voorbeeld van een:
A
Individueel goed
B
Quasi-collectief goed
C
Collectief goed
D
Niet-collectief goed

Slide 14 - Quiz

Vraag 5:
Er wordt een hek gebouwd in het dorp van Jan. De buren van Jan zijn hier heel blij mee en vinden de bouw van dit hek ook erg belangrijk. De buren van Jan betalen daarom ook voor dit hek. Jan betaalt niet. Hij denkt: als mijn buren al voor dit nieuwe hek gaan betalen, waarom zou ik dan ook nog gaan betalen? Dit is een typisch voorbeeld van meeliftersgedrag, maar hoe kan meeliftersgedrag voorkomen worden?

A
Als de buren van Jan, Jan dwingen om ook mee te betalen
B
Door belasting
C
Door gedwongen belastinginning door de overheid
D
Als Jan betaalt voor een andere nieuwe voorziening in het dorp

Slide 15 - Quiz

Vraag 6:
Joshua gaat een avondje stappen met zijn vrienden Jean-Claude, Ashley en Prince. Van te voren besluiten zij om de kosten te gaan delen. Joshua drinkt twee glazen sinas en al zijn vrienden drinken drie baco’s. Joshua is goedkoper uit, maar toch staat hij achter de keuze om de kosten te delen. Dit is een voorbeeld van:
A
Zelfbinding
B
Dominante strategie
C
Anti asociaal gedrag
D
Sociale normen

Slide 16 - Quiz

Vraag 10:
In de volgende tabel staat de opbrengstenmatrix van twee kledingwinkels wanneer zij wel een winter-uitverkoop houden, of niet. Welk vakje geeft het Nash-evenwicht aan (hoogste getal is het beste)? Het gaat hier om een simultaan spel.

A
Hokje A
B
Hokje B
C
Hokje C
D
Hokje D

Slide 17 - Quiz