chapitre 1

Le madi 27 septembre
1 / 38
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvmbo t, havo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Le madi 27 septembre

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Komt het bijvoeglijk naamwoord VOOR of ACHTER het zelfstandig naamwoord?

(français) Tu connais Gims? C'est un .........chanteur .......

A
un chanteur français
B
un français chanteur

Slide 6 - Quiz

Komt het bijvoeglijk naamwoord VOOR of ACHTER het zelfstandig naamwoord?

(noirs) Il a les ...............cheveux ...............

A
Les noirs cheveux
B
les cheveux noirs

Slide 7 - Quiz

Komt het bijvoeglijk naamwoord VOOR of ACHTER het zelfstandig naamwoord?

(belles) Il dit souvent des ............choses(v) .................
A
des belles choses
B
des choses belles

Slide 8 - Quiz

Komt het bijvoeglijk naamwoord VOOR of ACHTER het zelfstandig naamwoord?

(premier) Il a sorti son ............. album.................
A
son album premier
B
son premier album

Slide 9 - Quiz

Geef de juiste vorm en plaats van het bijvoeglijk naamwoord . Schrijf de hele zin.

(groot broers ) J'ai deux .......................

Slide 10 - Open question

Traduis/ vertaal . Denk aan de juiste vorm en plaats van het bijvoeglijk naamwoord

(nieuwe vriendin) Il a ................................

Slide 11 - Open question

Traduis / vertaa: denk aan de juiste vorm en plaats van het bijvoeglijk naamwoord

( bruin haren) J'ai ......................

Slide 12 - Open question

Mets les mots dans le bon ordre :
semaine-vu- vidéo- j'ai - dernière- amusante-la

Slide 13 - Open question

Mets les mots dans le bon ordre :
publie- semaine- incroyables- Cyprien- vidéos- chaque- des

Slide 14 - Open question

E: Regarder 
1. Leerdoel: Aan het eind van deze paragraaf kun je:
- De belangrijkste informatie uit een film halen.
- ken je woorden die te maken hebben met plekken en activiteiten 

Slide 15 - Slide

La musique

Slide 16 - Mind map

1. La musique: chanteur, chanter, studio, instruments , musicien, voix, vidéos Youtube, ryhthme...etc
2. Réseaux sociaux: faceboek, échanger, message, les photos, publier,  je suis, partager...etc

Slide 17 - Slide

2. Les exercices à faire
- Fais les exercices : 20, 21 
Les devoirs :
- Finis jusqu'à 21 et apprends le voca. E (FN-NF)

Slide 18 - Slide

Le 28 septembre 
  1.  Apprends le voc. E ( leer ) en C. Oefenen met slim stampen. (5/ 7 mn in stilte )
  2. Quiz
  3. Bron F (lire): ex. 22 ,23, 24, 25 ( zelfstandig)
  4.  Phrases-clés G : 26

Slide 19 - Slide

Traduis/ vertaal:
1. chez des amis
2. je la connais

Slide 20 - Open question

traduis / vertaal:
1. de beste vriendin
2. tv kijken
3. kletsen

Slide 21 - Open question

Traduis: 1. wat is de wificode?
2. post je veel fotos?

Slide 22 - Open question

Bonjour la classe 3HVC

Slide 23 - Slide

Le programme d'aujourd'hui 
  • De regelmatige werkwoorden met "re" in de présent en de passé composé.
  • Phrases-clés G: parler de  son/sa meilleur ami(e).

Slide 24 - Slide

leerdoelen
Grammaire et écrire:
Aan het eind van deze paragraaf kun je:
- werkwoorden op -re gebruiken: goed vervoegen in de tegenwoordig tijd en de voltooid tijd.

Slide 25 - Slide

wat weet je nog over de vervoeging van de werkwoorden met "er", hoe krijg je de stam ? wat zijn de uitgangen ?

Slide 26 - Mind map

Regelmatige werkwoorden op -re
Voorbeelden van werkwoorden op -re: 
vendre (verkopen), rendre (teruggeven), attendre (wachten), répondre (antwoorden), descendre (uitstappen), perdre (verliezen).

Slide 27 - Slide

le présent = Tegenwoordig Tijd
De stam van de regelmatige werkwoorden op -re krijg je door -re weg te laten. Zet de uitgang achter de stam. 
Répondre = antwoorden
Je réponds = ik antwoord
Tu réponds = jij antwoordt
Il/elle/on répond = hij/zij antwoordt, men antwoordt
Nous répondons = wij antwoorden
Vous répondez = u antwoordt, jullie antwoorden
Ils/elles répondent = zij antwoorden

Slide 28 - Slide

Voltooid tijd= Passé composé 
Let op! Het voltooid deelwoord (passé composé) van de werkwoorden op -re eindigt op een -u.
  avoir + stam + u
Tu as entendu cela? = Heb je dat gehoord?
Il a rendu le livre? = Heeft hij het boek teruggegeven?

Slide 29 - Slide

welk antwoord klopt?
A
Je répond à ta question
B
Je réponde à ta question
C
Je réponds à ta question

Slide 30 - Quiz

Welke zin klopt?
A
Vous vendrez la maison?
B
Vous vendez la maison?
C
Vous vendent la maison?

Slide 31 - Quiz

Zij hebben de wedstrijd verloren.
A
ils ont perdé le match
B
ils ont perdre le match
C
ils ont perdu le match

Slide 32 - Quiz

vertaal:
Hij wacht (attendre)

Slide 33 - Open question

vertaal:
zij antwoorden (répondre)

Slide 34 - Open question

Vertaal:
Jij hebt teruggegeven (rendre)

Slide 35 - Open question

Les devoirs
Fais les exercices : 29, 30,31,32

Slide 36 - Slide

les phrases- clés : G 
Leerdoel":
Aan het eind van deze paragraaf kun je vertellen over je vriend (in)

Slide 37 - Slide

Oefen met de vocabulaire thématique en voer het gesprek met je buurman of buurvrouw. 

Slide 38 - Slide