Grammar 9 adjectives & adverbs
Adjective - Bijvoeglijk naamwoord - zegt iets over het
zelfstandig naamwoordZegt iets over
WAT iets is. --> I saw an
awesome film on this
perfect day.
Gebruik je ook na de werkwoorden: to be, to look, to taste, to feel, to seem, to smell, to appear
Adverb - bijwoord - zegt iets over een werkwoord, bijvoeglijk naamwoord of een ander bijwoord
Zegt iets over HOE iets gebeurd. --> He was walking slowly and singing loudly.
Adverbs of frequency - zegt iets over hoe vaak iets gebeurd.
Staat voor het werkwoord, maar na een vorm van to be: am/is/are/was/were.
He often sings awful songs. - The teacher is never late to class.